Oefentoets TL3 Christendom - Versie A
1 / 26
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Noem drie gebeurtenissen uit het kerstverhaal
Slide 2 - Open vraag
Wat betekent 'Christus'?
A
Gezalfde
B
Zaligmaker
C
Verlosser
D
God redt ons
Slide 3 - Quizvraag
Waar komt de naam christenen vandaan?
Slide 4 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een orthodoxe en een liberale christen? Noem 2 voorbeelden van orthodoxe opvattingen en 2 liberale
Slide 5 - Open vraag
Noem 4 van de 7 werken van barmhartigheid en leg bij elk werk een voorbeeld uit waar je dat vandaag de dag nog ziet.
Slide 6 - Open vraag
Noem drie redenen waarom het christendom in de vierde eeuw na Christus snel groeide.
Slide 7 - Open vraag
De hoogste leider van de Katholieke kerk is...
A
de patriarch
B
de kardinaal
C
de paus
D
de bisschop
Slide 8 - Quizvraag
De Orthodoxe Kerk vinden we vooral in...
A
West-Europa
B
Oost-Europa
C
Latijns-Amerika
D
Azië
Slide 9 - Quizvraag
Wat gebeurt er tijdens de ziekenzalving?
Slide 10 - Open vraag
Wat is de betekenis van dit symbool?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het symbool van Pasen? Wat wordt er gevierd? Leg ook uit: waarom is dit een belangrijke kern voor mensen die Christus volgen?
Slide 12 - Open vraag
Wat wordt er gevierd bij Pinksteren? Waarom denk jij dat christenen hier enthousiasme uit halen?
Slide 13 - Open vraag
Leg uit waarom de naam van onze school past bij onze christelijke identiteit. Leg ook uit wat de naam betekent.
Slide 14 - Open vraag
Zet in de juiste chronologische volgorde, van vroeg naar laat
De Orthodoxe Kerk scheidt zich af
Jezus' sterft aan het kruis
De Reformatie begint
De beeldenstorm vindt plaats
1
2
3
4
Slide 15 - Sleepvraag
Wat voor kerk zie je hier?
A
Een katholieke kerk
B
Een Oosters-Orthodoxe kerk
C
Een protestantse kerk
D
Een synagoge
Slide 16 - Quizvraag
Wat voor kerk zie je hier?
A
Een katholieke kerk
B
Een Oosters-Orthodoxe kerk
C
Een protestantse kerk
D
Een synagoge
Slide 17 - Quizvraag
Noem drie oorzaken voor de Reformatie
Slide 18 - Open vraag
Welk ritueel is géén Katholiek sacrament?
A
De doop
B
De ziekenzalving
C
De eucharistie
D
De paasviering
Slide 19 - Quizvraag
Noem de twee protestantse sacramenten
Slide 20 - Open vraag
Waarom vind je het christendom over heel de wereld?
A
Omdat de apostelen naar heel de wereld gingen
B
Omdat er zendelingen naar heel de wereld gingen
C
Omdat christelijke landen veel gebieden koloniseerden
D
Omdat het een wereldgodsdienst is
Slide 21 - Quizvraag
Het sterven van Christus wordt herdacht op het feest...
A
Pasen
B
Witte Donderdag
C
Goede Vrijdag
D
Stille Zaterdag
Slide 22 - Quizvraag
De vier weken vóór kerst heet...
A
Adman
B
Adkerel
C
Advent
D
Adam
Slide 23 - Quizvraag
Welke meerwaarde heeft de biecht, ook als je niet gelovig bent?
Slide 24 - Open vraag
Leg de symboliek uit van de doop
Slide 25 - Open vraag
Wanneer is de christelijke vastentijd?
A
Een tijd zonder zomer- en wintertijd
B
De tijd vóór kerst
C
De tijd vóór Pasen
D
De tijd tussen Pasen en Hemelvaart
