Th 4 DNA BS 6 Genetische variatie

Th 4 DNA BS 6 Genetische variatie
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Th 4 DNA BS 6 Genetische variatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Virussen: bv. HPV 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haplotype = de combinatie van allelen zoals die voorkomen op een uniek chromosoom. Dus de genetische informatie van familieleden, want een kind krijgt één haplotype van z'n moeder en een van z'n vader. Bekende voorbeelden: mtDNA en Y-chromosoom

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA  zonder verandering in  nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer vindt crossing-over plaats?
A
Voortplanting
B
Meiose
C
Celdeling
D
Mitose

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke term wordt beïnvloed door zowel je DNA als het milieu?
A
genotype
B
fenotype
C
chromosomen
D
genexpressie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je transcriptiefactoren die leiden tot meer genexpressie?
A
enhancer
B
repressor
C
activator

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica gaat over:
A
Het effect van de DNA code op het fenotype.
B
Het effect van de omgeving op uiting van allelen.
C
Mutaties van de DNA-code door omgeving.
D
Het doorgeven van mutaties in DNA.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA-methylering houdt in:
A
De allelen worden niet goed gelezen.
B
De allelen worden beter afgelezen.
C
Het aflezen van allelen wordt beter of minder.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij prokaryoten bindt RNA-polymerase aan de promotor als daar ook transcriptiefactoren gebonden zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet een eiwit dat RNA in zeer kleine stukjes kan 'knippen'
A
een RISC
B
een dicer
C
het RISC-siRNA-complex
D
alle drie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke puntmutatie zie je hieronder?
AAT GAG TTG AAA TTT CGG
AAT GAC TTG AAA TTT CGG
A
Insertie
B
Deletie
C
Substitutie

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste mutatie naar de juiste uitleg....
Een verandering in het aantal chromosomen in de cel
Een verandering in de unieke combinatie van allelelen van homologe chromosomen
Een verandering in één nucleotidepaar
Puntmutatie
Genoommutatie
Chromosoommutatie

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke mutaties hebben de grootste gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hierna volgen oefendia's mutatievormen

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 53 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies