H4 Het Nederlandse belastingstelsel

Het Nederlandse belastingstelsel
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Het Nederlandse belastingstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt het belastbaar inkomen berekenen.
  • Je kent aftrekposten, bijtellingen en kortingen.
  • Je kunt uitleggen hoe de tarieven inkomstenbelasting zijn opgebouwd.
  • Je kunt uitleggen wat loonheffing is.
  • Je weet welk inkomen in welk box valt.
  • Je kunt de te betalen heffing berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Fiscus
Loonheffing = voorheffing

Teruggave
of
Bijbetalen

Slide 5 - Tekstslide

Inkomstenbelasting

Slide 6 - Tekstslide

Box 1: Inkomen uit woning en werk

Slide 7 - Tekstslide

Box 2: Inkomen uit aanmerkelijk belang

In deze box moet je heffing betalen over het inkomen uit aanmerkelijk belang.

Aanmerkelijk belang = je hebt minimaal 5% van de aandelen van een bedrijf in bezit.

Je hoeft voor deze box geen berekeningen uit te voeren. Dat hoort niet bij de examenstof.

Slide 8 - Tekstslide

Box 3: Inkomen uit sparen en beleggen

In deze box betaal je heffing over je inkomen uit sparen en beleggen.

Slide 9 - Tekstslide

Berekenen: inkomstenbelasting

Bereken de totale heffing box 1.
Bereken de totale heffing box 2.
Bereken de totale heffing box 3.
Bereken de voorlopige totale heffing.
Tel de kortingen bij elkaar op.
Bereken de te betalen inkomstenbelasting

Slide 10 - Tekstslide

Berekenen: totale heffing box 1

Bereken het belastbaar inkomen
Bereken de te betalen heffing in schijf 1
Bereken de te betalen heffing in schijf 2*
Bereken de te betalen heffing in schijf 3*
Bereken de te betalen heffing in schijf 4*
Bereken de totale te betalen heffing in box 1
* Alleen wanneer er inkomen in deze schijf valt

Slide 11 - Tekstslide

Belastbaar inkomen box 1 

Slide 12 - Tekstslide

Rekenopgave
De WOZ-waarde van een woning is € 180.000. Bereken het eigenwoningforfait.
Antwoord
180000 : 100 x 0,55 = € 990
Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van je woning. Dit moet je bij je inkomen optellen.

Slide 13 - Tekstslide

Aftrekposten
Bepaalde kosten mag je in mindering brengen op je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen.

  • Hypotheekrenteaftrek
  • OV Reiskosten
  • Giften
  • Kinderopvang

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-          -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =        €   1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        
bijtelling is het eigenwoningforfait. Hierdoor is het belastbaar inkomen hoger en zal je meer belasting moeten betalen. De aftrekposten zorgen er juist voor dat je belastbaar inkomen dus lager zal worden.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld berekening heffing box 1
Wendy heeft een belastbaar inkomen van € 26.125,-

Belastbaar inkomen                    €26.125
Schijf 1                                               €19.645      x 0,37 = €7.268
Rest belastbaar inkomen          €6.480
Schijf 2                                               €6.480       x 0,42 = €2.721
Totale heffing box 1                                                         = €9.989

Slide 20 - Tekstslide

Berekenen: totale heffing box 2

Voor deze box hoef je niets te berekenen.

Het kan wel voorkomen dat de totale heffing box 2 gegeven wordt in de opgave.

Slide 21 - Tekstslide

Berekenen: totale heffing box 3

Bereken het belastbaar vermogen
Bereken het fictief rendement in schijf 1
Bereken het fictief rendement in schijf 2*
Bereken het fictief rendement in schijf 3*
Bereken het totale fictieve rendement
Bereken de totale heffing box 3
* Alleen wanneer er inkomen in deze schijf valt

Slide 22 - Tekstslide

Berekenen: belastbaar vermogen

Omvang vermogen
Vrijgesteld vermogen       -
Belastbaar vermogen       =

Slide 23 - Tekstslide

Berekenen: fictief rendement

                                                      x percentage deel 1 x fictief rendement
Bedrag dat in schijf 1 valt                                           +                                           = rendement schijf 1
                                                      x percentage deel 2 x fictief rendement

Slide 24 - Tekstslide

Berekenen: totale heffing box 3

Fictief rendement in schijf 1               +
Fictief rendement in schijf 2*            +
Fictief rendement in schijf 3*            +
Totaal fictief rendement                       =

Totale heffing box 3 = 
totaal fictief rendement x belastingpercentage

Slide 25 - Tekstslide

Berekenen: inkomstenbelasting

Totale heffing box 1                            +
Totale heffing box 2                           +
Totale heffing box 3
                           +
Voorlopig totale heffing                   =
Kortingen                                                -
Te betalen inkomstenbelasting    =

Slide 26 - Tekstslide

Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 27 - Tekstslide

Progressief belastingtarief (2)
Progressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage groter → nivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding kleiner)  

Het schijventarief in box 1 is hier een voorbeeld van.   

Bij een progressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL meer belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 28 - Tekstslide

Het belastingpercentage wordt lager naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 29 - Tekstslide

Degressief belastingtarief (2)
Degressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage kleiner → denivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding groter)  

Bij een degressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL minder belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 30 - Tekstslide

Het belastingpercentage blijft gelijk naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 31 - Tekstslide

Proportioneel belastingtarief (2)
Proportioneel tarief: naarmate je meer verdient, wordt blijft heffingspercentage gelijk → de relatieve inkomensverschillen blijven gelijk.


Bij een proportioneel belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL evenveel belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 32 - Tekstslide

Controle quiz
Even snel een aantal vragen!

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente

Slide 34 - Quizvraag

Inkomstenbelasting is progressief want met hoger inkomen betaal je naar verhouding meer belasting.
A
juist
B
onjuist
C
Wat?
D
Wanneer hebben we extra lessen?

Slide 35 - Quizvraag

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 36 - Quizvraag

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Welke van de volgende zijn alleen maar aftrekposten?

A
reiskosten en hypotheekrente
B
hypotheekrente en een auto van de zaak
C
loon en eigenwoningforfait
D
studiekosten en eigenwoningforfait

Slide 38 - Quizvraag

Instructiefilmpjes
Het  filmpje gaat over box 1.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video