2M_D-toets unité 1+2

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Noteer de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes. Gebruik vormen van de werkwoorden être, avoir of faire. 

(Het is)… une bonne idée.

(Doet zij) de la danse ?

(Ik heb) six joueurs dans mon équipe.

(Zij hebben) beaucoup de plaisir.

(Zijn jullie) des experts ?

(Wij maken) une promenade.

Noteer de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes.  

Je parle avec (mijn) soeur

(Jullie) chiens ont quel âge ?

(Jouw) famille fait du ski ?

(Onze) classe joue bien.

(Zijn) adresse est à Paris ?

(Hun) enfants sont petits.

Schrijf op hoe laat het is  

Il est ...

il est ...

il est ...

il est ...

Noteer de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes. Gebruik vormen van de werkwoorden pouvoir en vouloir. 

(Mag hij) acheter une baguette ?

(U kunt) arriver à trois heures ?

(Je kunt) cliquer sur le lien.

(Zij wil ) travailler à Paris.

(Ik wil) sortir au cinéma.

(Jullie willen) avoir du wifi gratuit ?

Vul de voltooide tijd in.  

Zij hebben gekeken. (regarder)

Hebben jullie gedanst? (danser)

Heb je gesproken? (parler)

Zij is in België geweest. (être)

Ik heb een reis naar Frankrijk gemaakt. (faire)

Noteer de getallen in cijfers. 

dix-neuf

soixante-quatre

quatre-vingt-huit