Starttaal Vooraf - Thema 3. Les 4. Taalverzorging (Persoonsvorm en onderwerp)

Ho 4. Taalverzorging
bladzijde 181.
Tekst
Ho.4 Taalverzorging

blz. 181
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ho 4. Taalverzorging
bladzijde 181.
Tekst
Ho.4 Taalverzorging

blz. 181

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm en onderwerp
Wat ga je leren?
  • Je leert wat het onderwerp is
  • Je oefent weer met de persoonsvorm
  • Je kan in de zin een persoonsvorm en een onderwerp vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Wat is een persoonsvorm?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp?
  • Het onderwerp is een ding of een persoon die in de zin iets doet of iets is.
  • Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?

De luie kat slaapt op de laptop.
A
De luie kat
B
slaapt
C
op
D
de laptop.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?

Wij halen morgen een hond uit het dierenasiel.
A
wij
B
een hond
C
halen
D
uit het dierenasiel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?

Kees herkende veel van zichzelf in het lelijke dier.

A
Kees
B
zichzelf
C
herkende
D
lelijke dier

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?

Gymis mijn lievelingsvak op school.
A
Gym
B
mijn lievelingsvak
C
is
D
op school

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

De luie kat slaapt op de laptop.
A
De luie kat
B
slaapt
C
op
D
de laptop.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

Kees herkende veel van zichzelf in het lelijke dier.

A
Kees
B
zichzelf
C
herkende
D
lelijke dier

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

Kees had te weinig vingers om het water tegen te houden.
A
Kees
B
had
C
te weinig vingers
D
water

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

De wolf is in Nederland een zeer zeldzaam dier.
A
de wolf
B
is
C
in Nederland
D
een zeer zeldzaam dier

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
De soldaat stapt uit de boot.
a. soldaat (jo)
b. de boot (boe)
c. stapt (je)

Onderwerp
De beul zwaait naar een leuke meid.
a. De beul (punt)
b. zwaait (lont)
c. leuke meid. (argh)
Persoonsvorm
De gespierde man showt zijn sixpack.
a. Showt (za)
b. de gespierde man (bo)
c. sixpack (ki)
Onderwerp
Kees drijft maar wat in het water.
a. Kees (pi)
b. drijft (ko)
c. water (he)

Slide 15 - Tekstslide

Leerlingen klikken op de hotspots, en geven antwoord op de vraag. De rode woorden achter elk antwoord vormen samen het woord:

Pizzapuntje