H3 8/4/2021

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Herhaling imparfait 
  • Les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over
de imparfait?

Slide 3 - Woordweb

De imparfait is de toekomende tijd.
A
Vrai
B
Faux

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je de stam van de imparfait?
A
passé composé - é
B
nous-vorm van de présent -ons
C
je-vorm

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de uitgangen naar het juiste persoonlijk voornaamwoord. 
je / tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient

Slide 6 - Sleepvraag

STAM
begin met het werkwoord in de tegenwoordige tijd
en bedenk/zoek op: de NOUS-vorm
nemen -> prendre
-> nous prenons 

haal daar -ons van af en je hebt de stam :   pren-

Slide 7 - Tekstslide

HELE WERKWOORD

kijken - regarder
werken - travailler
eten - manger 
verkopen - vendre
eindigen - finir
!!!
zijn - être 
NOUS-VORM

nous regardons 
nous travaillons
nous mangeons
nous vendons
nous finissons
!!!
nous sommes 
stam: ét-

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 10 - Quizvraag

Il (rester, imparfait)
A
resterait
B
restait
C
restais
D
est resté

Slide 11 - Quizvraag

Ils (faire, imparfait)
A
ils faisait
B
ils faisais
C
ils faisaient
D
ils fairaient

Slide 12 - Quizvraag

Nous (grandir, imparfait)
A
nous grandions
B
nous grandiraient
C
nous grandiez
D
nous grandissions

Slide 13 - Quizvraag

Nous (avoir, imparfait)
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 14 - Quizvraag

Elles (parler, imparfait)
A
parlent
B
parlait
C
parle
D
parlaient

Slide 15 - Quizvraag

Je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 16 - Quizvraag

Tu (parler, imparfait)
A
je parle
B
je parlais
C
j'ai parlé
D
je parles

Slide 17 - Quizvraag

On (avoir, imparfait)
A
on avais
B
on avoirait
C
on avait
D
on avions

Slide 18 - Quizvraag

Je suis --> imparfait
A
J'avais
B
J'étais
C
Je étais

Slide 19 - Quizvraag

Nous dansons --> imparfait
A
dansions
B
danses
C
dansons
D
dansiez

Slide 20 - Quizvraag

Elle regarde --> imparfait
A
regardeait
B
regardait
C
regarda
D
regarderait

Slide 21 - Quizvraag

Vous changez --> imparfait
A
changerez
B
changez
C
changer
D
changiez

Slide 22 - Quizvraag

Noteer de volgende zin in de imparfait:

J'ai une belle maison.

Slide 23 - Open vraag

Noteer de volgende zin in de imparfait:

Nous sommes des enfants heureux.

Slide 24 - Open vraag

vertaal Frans-Nederlands:
denk in stappen:
- van welk werkwoord komt deze stam?
- wat betekent dat werkwoord?
- wat staat hier dan in de verleden tijd?

Slide 25 - Tekstslide

vertaal:
il avait

Slide 26 - Open vraag

vertaal:
nous étions

Slide 27 - Open vraag

vertaal:
j'écoutais

Slide 28 - Open vraag

vertaal: ik praatte
A
je parlait
B
je parlais
C
je parle
D
j'ai parlé

Slide 29 - Quizvraag

Les devoirs:
Chapitre 5
Faire: exercices 13 et 14
Apprendre: grammaire C
Réviser: vocabulaire A et B

Slide 30 - Tekstslide