5.4 Zonder werk?

5.4 zonder werk?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.4 zonder werk?

Slide 1 - Tekstslide

Wat zien we?

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen 
  • De leerlingen begrijpen wat werkloos zijn inhoudt.
  • De leerlingen begrijpt wat het UWV inhoudt.
  • De leerlingen zien het verschil in tussen conjuncturele werkloosheid en structurele werkloosheid.
  • De leerlingen kunnen de verschillende soorten werkloosheid benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

UWV
  • uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen 
  • overheidsinstelling  
  • -> arbeidsmarkt verbeteren
  • hoe doen ze dat?
werklozen melden zich
recht op uitkering
bedrijven kunnen vacatures aangeven

Slide 4 - Tekstslide

werkloos
geregistreerde werkloosheid 
je staat ingeschreven bij het UWV
minimaal 12 uur per week willen en kunnen werken ->
actief zoeken naar werk. 

Slide 5 - Tekstslide

werkloos
verborgen werkloosheid
niet geregistreerd bij de UWV 
de werkloosheid is daadwerkelijk hoger dan de werkelijkheid 
bijvoorbeeld: arbeidsongeschikten, of mensen die geen recht hebben op een uitkering  (studenten) 


Slide 6 - Tekstslide

Pietje heeft de afgelopen 4 jaar gewerkt. Door corona is hij ontslagen. Hij schrijft zich in bij de UWV. Dit is?
A
geregistreerde werkloosheid
B
verborgen werkloosheid

Slide 7 - Quizvraag

conjuncturele werkloosheid 
werkloosheid die ontstaat omdat er te weinig gekocht wordt
conjunctuur = schommelingen in de economie 

pietje is ontslagen -> geeft minder uit -> vraag naar producten daalt -> productie daalt -> werkgelegenheid daalt -> werkeloosheid stijgt

waar komt het op neer?
slecht met de economie : conjuncturele werkloosheid 
beter met de economie: gaat de conjuncturele werkloosheid omlaag

Slide 8 - Tekstslide

structurele werkloosheid 
onvoldoende banen om iedereen uit de beroepsbevolking een baan te geven.
veranderingen in goederen en diensten 
  • verouderde producten wordt er minder gekocht en minder geproduceerd -> minder werkplekken 
  • banen verdwijnen omdat robots het overnemen 
  • bedrijven verplaatsen productie naar lage loonlanden 
veranderingen in de aanbodkant van de economie
  • niet de geschikte opleiding voor de baan 

Slide 9 - Tekstslide

verschil
conjunctureel: is dat het slecht gaat met de economie

structureel: onvoldoende banen om iedereen uit de beroepsbevolking een baan te geven.


Slide 10 - Tekstslide

soorten werkloosheid 
  • frictiewerkloosheid: als je van school komt of nadat je ontslagen bent, heb je tijd nodig om te solliciteren en een nieuwe baan te vinden.
  • seizoenswerkloosheid: bepaald werk dat je in een deel van het jaar kan doen. 
  • regionale werkloosheid: in sommige gebieden is er meer werkloosheid dan gemiddeld in het land 

Slide 11 - Tekstslide

In Friesland is vergeleken met de randstad minder werk, hoe noem je dit?
A
frictiewerkloosheid
B
seizoenswerkloosheid
C
regionale werkloosheid

Slide 12 - Quizvraag

Sjoerd is net afgestudeerd. Hij zoekt nu naar een baan. De tijd die hij werkloos is noem je?
A
frictiewerkloosheid
B
seizoenwerkloosheid
C
regionale werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Jantje werkt bij de ijskraam, dit valt onder?
A
frictiewerkloosheid
B
seizoenwerkloosheid
C
regionale werkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

leerdoelen 
  • De leerlingen begrijpen wat werkloos zijn inhoudt.
  • De leerlingen begrijpt wat het UWV inhoudt.
  • De leerlingen zien het verschil in tussen conjuncturele werkloosheid en structurele werkloosheid.
  • De leerlingen kunnen de verschillende soorten werkloosheid benoemen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat ga je doen?: Opgaven: 39, 40, 43, 44, 45, 46, 47 en 49 
Met wie?: Samen met je buurvrouw of buurman
Geluidsniveau? Je werkt in een fluisterende toon.
Vragen?:Kijk eerst in je boek!
Vraag docent (vinger opsteken).
Wat doe je als je klaar bent?:Laat het aan de docent zien.
Huiswerk voor: de volgende les!





Slide 16 - Tekstslide