5.4 Zonder werk

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 5
Werkt dat zo?






5.1 Aan de slag!
5.2 Waar kun je werken?
5.3 Actief op de arbeidsmarkt!
5.4 Zonder werk?

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Leerdoelen en uitleg 5.4
  • Toets H5 op 31 maart 2022
  • Zelfstandig aan het werk
  • Leerdoelen controleren

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 5.4 Zonder werk.
Na afloop van deze les kun je;
  • aangeven wanneer is iemand werkloos
  • uitleggen wat het UWV is & doet
  • de verschillende soorten werkloosheden aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

UWV
  • helpt mensen een nieuwe baan vinden;
  • beoordeelt of werklozen een uitkering kunnen krijgen.

  • De afkorting UWV staat voor: Uitvoeringsinstituut voor WerknemersVerzekeringen.

Slide 6 - Tekstslide

UWV
  •  Arbeidsbemiddeling
  •  Regelen uitkering
  •  Registratie (verborgen/ geregistreerde werkloosheid)
  •  Doorsturen naar andere instanties
  • Om- of bijscholing

Slide 7 - Tekstslide

Geregistreerde werkloosheid
Alle werklozen die ingeschreven staan bij het UWV.

Slide 8 - Tekstslide

Verborgen werkloosheid
Werklozen die niet ingeschreven staan bij het UWV.

Slide 9 - Tekstslide

Soorten werkloosheid
  • Conjuncturele werkloosheid
  • Structurele werkloosheid
  • Frictiewerkloosheid
  • Seizoenwerkloosheid
  • Regionale werkloosheid

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Conjucturele werkloosheid
Minder koopkracht -> vraag naar producten daalt -> bedrijven verkopen minder -> productie daalt -> werkgelegenheid daalt -> werkloosheid stijgt

Als vermindering van de koopkracht leidt tot een daling van de vraag naar goederen en diensten, ontstaat er conjuncturele werkloosheid.

Slide 12 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid

Slide 13 - Tekstslide

Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid wordt veroorzaakt door veranderingen aan de aanbodkant (zie par 5.3) van de economie. Is dit het geval, dan spreek je van structurele werkloosheid.

Voorbeelden:  door technologie of door verplaatsen van productie naar het buitenland of als de werkzoekenden niet de geschikte opleiding hebben voor de banen die er  zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Structurele werkloosheid

Slide 15 - Tekstslide

Frictiewerkloosheid
Als je van school af komt of je bent ontslagen, dan heb je tijd nodig om te solliciteren naar een nieuwe baan. Dit noem je frictiewerkloosheid.

Slide 16 - Tekstslide

Seizoenwerkloosheid
Bepaald werk kun je alleen in een bepaald deel van het jaar doen. De rest van het jaar ben je dan werkloos. Dit noem je seizoenwerkloosheid.

Voorbeelden hiervan zijn: een ijszaak, toerisme (zomer) of oogstwerk in de land- en tuinbouw

Slide 17 - Tekstslide

Regionale werkloosheid

In sommige gebieden is er meer werkloosheid dan gemiddeld in een land. Dit noem je dan regionale werkloosheid.

Slide 18 - Tekstslide

OEFENEN
Op de volgende pagina's kan je oefenen.

Kom je er niet meteen uit, check dan je boek of kijk terug op één van de theorieslides

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een juiste volledige omschrijving van het UWV Werkbedrijf?
A
Het UWV werkbedrijf adviseert bedrijven.
B
Het UWV Werkbedrijf verstrekt uitkeringen.
C
Het UWV Werkbedrijf helpt mensen bij het vinden van een baan. Als het niet lukt om een baan te vinden kan men een uitkering aanvragen .
D
Het UWV werkbedrijf neemt mensen in dienst die zelf geen werk kunnen vinden.

Slide 20 - Quizvraag

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid

Slide 21 - Quizvraag

Leg uit wat conjuncturele werkloosheid is.

Slide 22 - Open vraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
verborgen werkloosheid.
D
conjuncturele werkloosheid.

Slide 24 - Quizvraag

Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 26 - Quizvraag

Sanne werkt in de winter bij de schaatsbaan. 's Zomers heeft zij geen werk. 
Een bedrijf in Gelderland gaat failliet. Bij het bedrijf waren 1.250 mensen werkzaam waarvan ruim 89% in een straal van 35km van het bedrijf woonde. 
Mensen kopen geen videobanden meer, daardoor sluit ook de laatste fabriek die videobanden produceerd.
Na het behalen van je diploma ben je korte tijd werkloos.
Door de coronacrisis zijn veel mensen werkloos geworden. 
Structurele werkloosheid
Seizoens werkloosheid
Regionale  werkloosheid
Frictie  werkloosheid
conjuncturele werkloosheid

Slide 27 - Sleepvraag

Welke werkloosheid is wel tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Dat er in een bepaald seizoen meer werkloosheid is.
C
Dat er in een bepaalde provincie meer werkloosheid is.
D
Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele

Slide 30 - Quizvraag

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 31 - Quizvraag

Waar staat UWV voor?
A
Uitvoeringsinstituut WerknemersVerzekeringen
B
Uitvoeringsinstituut WerknemersVoorziening
C
Uitvoeringsinstituut WerknemersVoorzorg
D
Uitvoeringsinstituut WerknemersVerdiensten

Slide 32 - Quizvraag

Het UWV helpt bij het zoeken naar een baan en bij het aanvragen van een uitkering.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

EXTRA UITLEG
Hierna vind je nog extra uitleg

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Aan het werk met..
Het maken van de opdrachten raadpleeg hiervoor de 'Planner' welke vragen je moet maken van paragraaf 5.4 Zonder werk. 

Suc6 met het maken van de opdrachten.




Slide 36 - Tekstslide