Vervoer 31-10

Welkom!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

de weg vragen

Slide 2 - Woordweb

gemeentehuis

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

soorten vervoer

Slide 11 - Tekstslide

bus

Slide 12 - Tekstslide

vliegtuig

Slide 13 - Tekstslide

boot

Slide 14 - Tekstslide

tram

Slide 15 - Tekstslide

taxi

Slide 16 - Tekstslide

werkwoord reizen
ik reis
jij reist/reis jij?
hij reist, zij reist
wij reizen/jullie reizen/zij reizen.

Maak zelf zinnen: Gebruik de woorden trein, bus, boot, vliegtuig, taxi.
Voorbeeld: Zij reist met de bus naar de stad.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video