La classe du 1 juin

Les devoirs du 1 juin: petit test
LessonUp test: je mag je schrift gebruiken, het boek NIET!

Vous avez zéro fautes ou 1 faute? 
Ex. 16 d + 17 e, f, g + 18 a, b 

Vous avez plus d' une faute? Page 157 du livre!
16 a, b, c, d, + 17 b, c, d, e, f, g
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les devoirs du 1 juin: petit test
LessonUp test: je mag je schrift gebruiken, het boek NIET!

Vous avez zéro fautes ou 1 faute? 
Ex. 16 d + 17 e, f, g + 18 a, b 

Vous avez plus d' une faute? Page 157 du livre!
16 a, b, c, d, + 17 b, c, d, e, f, g

Slide 1 - Tekstslide

ik klets - ik heb gekletst
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

wij vieren - wij hebben gevierd
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

zij eten - zij hebben gegeten
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

jij zingt - jij hebt gezongen
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

u vraagt - u hebt gevraagd
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

wie, wat, waar, waarom
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

La classe du 1 juin
Ensemble: 16 a + 17 a
Vous avez zéro fautes ou 1 faute? 
Ex. 16 d + 17 e, f, g + 18 a, b (= ex 15 maar uitgebreider)

Vous avez plus d' une faute? Page 157 du livre!
16 b, c, d, + 17 b, c, d, e, f, g
Einde uur ben je klaar t/m 17 f

Slide 8 - Tekstslide

La classe du 1 juin
rest te doen: ex 15 en voca lezen voor uitspraak! 

Slide 9 - Tekstslide

Ken je het nog? Het rijtje van être...
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt vertellen:
- hoe de tegenwoordige tijd in het Frans heet
- en hoe de verleden tijd heet
- hoe je deze beide tijden maakt bij ww op -er: de regels
- hoe 'avoir' in de tegenwoordige tijd gaat




Slide 11 - Tekstslide

avoir (présent = tegenwoordige tijd)
j' ai
tu as
il a (elle a, on a)
nous avons
vous avez
ils ont (elles ont)
https://www.youtube.com/watch?v=bOhGWm7uGcI

Slide 12 - Tekstslide

Passé composé = vorm van avoir 

j' ai 
tu as
il a
nous avons
vous avez
ils ont
+ parlé (= passé composé)
(= verleden tijd)

parlé (gesproken)
parlé (gesproken) 
parlé (gesproken)
parlé (gesproken)
parlé (gesproken)
parlé (gesproken)

Slide 13 - Tekstslide

les verbes en -er (1)
Alle werkwoorden op -er krijgen é 
in de passé composé! 
Dus: -r eraf en é ervoor in de plaats.

1. https://www.youtube.com/watch?v=yabNighjwcw
Start bij 3.00 



Slide 14 - Tekstslide