Test: lw, bnw, znw + Uitleg bezittelijk voornaamwoord

• Neder
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Wat zijn de drie lidwoorden?

De slimme leerlingen zitten in de klas.

Wat is het lw in deze zin?

1. slimme
2. leerlingen
3. de
4. in

Ezra leent een blauwe pen aan Soufiane.
Wat is het lw in deze zin?

1. aan
2. blauwe
3. pen
4. een

Het meisje keek verdrietig naar Jamy.

Wat is het lw in deze zin?

1. meisje
2. het
3. keek
4. naar

Ashley heeft een mooie bril.

Wat is een zn in deze zin?

1. mooie
2. een
3. bril

Gözde let goed op in de les.

Wat is een zn in deze zin?

1. les
2. de
3. goed

Vandaag is een mooie dag.

Wat is het zn in deze zin?

1. vandaag
2. een
3. mooie
4. dag

Bijvoeglijk naamwoord

Om iets te kunnen zeggen over een zelfstandig naamwoord hebben we een bijvoeglijk naamwoord nodig. Bijvoorbeeld:

De lieve hond.

Lieve zegt iets over de hond. Hond is het zelfstandig naamwoord, dus lieve is het bijvoeglijk naamwoord.

De slimme leerlingen zitten in de klas.

Wat is het bn in deze zin?

1. slimme
2. leerlingen
3. de
4. in

Ashley heeft een mooie bril.

Wat is het bn in deze zin?

1. Ashley
2. mooie
3. een
4. bril

Ezra leent een blauwe pen aan Soufiane.
Wat is het bn in deze zin?

1. aan
2. blauwe
3. pen
4. een

Het bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord en geeft een bezit aan.

Dit is mijn boek.

Zij vindt jouw muziek erg mooi.

Hij belde zijn ouders.

Het bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Persoonlijk

de broer van jou

de ouders van hem

het boek van haar

Bezittelijk

jouw broer

zijn ouders

het boek is de hare