H1 klas 4 kader/gemengd

H1 Grafieken 4Kader/4Gemengd
lineair
kwadratisch
omgekeerd evenredig
Wortelverband
periodiek
inklemmen
balansmethode
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

H1 Grafieken 4Kader/4Gemengd
lineair
kwadratisch
omgekeerd evenredig
Wortelverband
periodiek
inklemmen
balansmethode

Slide 1 - Tekstslide

Hoe leer je wiskunde?
Wiskunde is een doe vak
Je leert door te doen en doen is ontdekken.




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de volgende formule zo kort mogelijk:

a = 3 + 4q - 5q - 7
A
a = 2q - 7
B
a = 4 -1q
C
a = 10 -q
D
a = -4 - q

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de volgende formule zo kort mogelijk:

d=7t+5t2t+2t2
A
d=8t+7t2
B
d=7+7t2
C
d=6t+7t2
D
d=7t+7t2

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

1.1 Hellingsgetal en startgetal 
Een formule is een regel in woorden met wiskundige 
symbolen opgeschreven.
Je gebruikt een formule om het verband tussen twee  variabelen te beschrijven.
Een formule is net als een machine:
Je vult de waarde van een variabele in, door de formule wordt de waarde van de andere variabele berekend.


Een formule wordt altijd zo kort mogelijk geschreven. 
Woorden in de formule, de variabele, worden afgekort tot één letter (liefst geen hoofdletters).

Slide 9 - Tekstslide

1.1 Hellingsgetal en startgetal 
Lineair betekent recht lijning, ofwel een rechte lijn.
Bij een lineaire formule is de grafiek dan ook een rechte lijn.

Een lineaire formule heeft altijd de vorm: y = x + b
Waarbij
a = toename of afname (hellingsgetal)
b = getal waar de grafiek door de y-as gaat (startgetal)



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoort deze tabel bij een lineaire grafiek?
Zo ja, is die grafiek dan stijgend of dalend?

A
wel lineair
B
niet lineair
C
stijgend
D
dalend

Slide 12 - Quizvraag

Hoort deze tabel bij een lineaire formule?


Zo ja, is die grafiek dan stijgend of dalend


A
wel lineair
B
niet lineair
C
stijgend
D
dalend

Slide 13 - Quizvraag

Hoort deze tabel bij een lineaire formule?


Zo ja, is die grafiek dan stijgend of dalend
A
wel lineair
B
niet lineair
C
stijgend
D
dalend

Slide 14 - Quizvraag

Geef van de formules aan of de bijbehorende grafiek een dalende of een stijgende lijn is. Sleep de formule naar het juiste vak.
Stijgende lijn
dalende lijn
b = -2a
b = a + 4
b = 25 + 2a
b = -6a + 12
b = 10 - 3a
b = 2a - 5

Slide 15 - Sleepvraag

Welke formule past bij deze grafiek?
A
b = 25t - 75
B
b = 75 - 25t
C
b = 25 + 75t
D
b = 75 + 25t

Slide 16 - Quizvraag

1-2 Formules van lijnen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Sleep de formules naar het juiste vak
stijgende lijn
dalende lijn
horizontale lijn
verticale lijn
y = 4 - 2x
y = 4 
x = 4 
y = 2x + 4

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep de formule naar de juiste grafiek.
Grafiek 1
Grafiek 2
Grafiek 3
Grafiek 4
y = 1/3x - 1
x = 5
y = -1/2x + 2
y = -1

Slide 20 - Sleepvraag

Welke formule past bij deze lijn?
A
y = x + 3
B
x = 3
C
y = 3
D
y = 3x

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Probeer nu zelf 2a-c en 3a
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verband van grafiek 3 (groen)
A
lineair
B
kwadratisch
C
omgekeerd evenredig
D
wortel

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het verband van grafiek 2 (rood)
A
lineair
B
kwadratisch
C
omgekeerd evenredig
D
wortel

Slide 26 - Quizvraag

Lineaire formule

y = 0,5x + 3

steeds hetzelfde getal bij optellen


Kwadratische formule
y = 2x2 - 6
top
symmetrieas
Geen duidelijke patroon in de tabel
x
0
1
2
3
y
3
3,5
4
4,5
x
0
1
2
3
y
-6
-4
2
12

Slide 27 - Tekstslide

Wortelverband





Formule lijkt...
Omgekeerd evenredig verband
Formule lijkt ...




En als het boven 3 keer groter wordt, dan wordt het onder 3 keer kleiner
y=x+2
y=x2
x
0
1
2
3
y
-
2
1
2/3

Slide 28 - Tekstslide

Periodiek verband
De lengte van één zo'n stukje heet een periode.

De frequentie is het aantal keer dat een periode in een bepaalde tijd herhaald wordt.

Het gemiddeld van de hoogste en laagste waarde is de evenwichtsstand.

Het verschil tussen de hoogste en laagste stand is de amplitude
Bestaat steeds uit dezelfde stukjes

Slide 29 - Tekstslide



Slide 30 - Tekstslide

Inklemmen
  • Bij een grafiek maak je een inklemtabel
  • Bij twee formules doe je de balansmethode

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

4x + 25 = 9x + 10

Hoe kan de vergelijking eruit zien na stap 1 van de balansmethode?
A
25 = 5x + 10
B
-5x + 25 = 10
C
4x + 25 = 10
D
4x + 15 = 10

Slide 34 - Quizvraag

4x + 25 = 9x + 10

Hoe kan de vergelijking eruit zien na stap 2 van de balansmethode?
A
25 = 5x + 10
B
-5x = -15
C
-5x = 25
D
-5x + 5 = 10

Slide 35 - Quizvraag

4x + 25 = 9x + 10

Wat is de oplossing?
A
x = 3
B
2 x = 6
C
x = -3
D
-x = 6

Slide 36 - Quizvraag

Succes met de voorbereiding!
In jouw werkboek staat ook een oefentoets!!
Je kunt Test Jezelf nog een keer maken
Wiskunde leer je alleen door sommen te maken!!!
Luisteren naar een docent is 15%, sommen maken is 85%

Slide 37 - Tekstslide