Brugklas - Vorm

Beeldaspect 2
VORM
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Beeldaspect 2
VORM

Slide 1 - Tekstslide

Vormen zie je overal om je heen. 


Met kennis van verschillende soorten vormen kun je nieuwe beelden maken.

Een Vorm is een lijn die gesloten is. 

Slide 2 - Tekstslide

Basisvorm

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Er zijn dus







tweedimensionale (2D) vormen
 en


 




driedimensionale (3D) vormen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een basisvorm?
A
Een vorm die met een lineaal gemaakt is
B
Een eenvoudige vorm waar je al het andere mee kan maken
C
Vierkanten en rechthoeken
D
Wanneer een lijn gesloten is ontstaat er een basisvorm

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormsoorten:

Slide 7 - Tekstslide

1. Organische vorm
Kenmerken
  • afgeleid van natuurlijk
    vormen (mens, dier, natuur)
  • vloeiende vormen 
  • Alsof de vorm groeit of kan groeien

Slide 8 - Tekstslide

Henry Matisse - Blue Nude

Slide 9 - Tekstslide

2. Geometrische vorm
Kenmerken
  • Een platte meet-kundige vorm
  • gemaakt met passer of lineaal

Slide 10 - Tekstslide

Piet Mondriaan - Compositie 2

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de twee belangrijkste vormsoorten?
A
Ronde en hoekige vormen
B
Natuurlijke en wiskundige vormen
C
Organische en geometrische vormen
D
Vormen gemaakt met een passer of met een lineaal

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van de organische vorm?
A
Alles is rond
B
Met een passer gemaakt
C
Alles is hoekig
D
Gebaseerd op natuurlijke vormen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van een geometrische vorm?
A
Alles is met een passer of lineaal gemaakt
B
Het zijn vierkanten en rechthoeken
C
Alles is gebaseerd op natuurlijke vormen
D
Het is driedimensionaal

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Transparant - ondoorzichtig
Glad - Ruw
Organisch - Geometirsch
Kort - lang
Veel - weinig
dik - dun
3d - 2d

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is dan een vormovereenkomst?

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent Symmetrie?

Slide 19 - Woordweb

Symmetrie
Je spreekt van symmetrie als twee helften elkaars spiegelbeeld zijn. Dit spiegelen kan ten opzichte van een punt, een lijn of een vlak zijn. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het tegenovergesteld van Symmetrisch?
A
A-symmetrisch
B
onsymmetrisch
C
ongelijk
D
niet-gespiegeld

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Welke begrippen kwamen bij je op toen je de laatste twee afbeeldingen zag?

Slide 23 - Open vraag

Opdracht!

Slide 24 - Tekstslide

1. Wie ben jij?
2. Welke vormsoort past daarbij?
3.Waarom?


Beantwoord deze vragen en schets daar de juiste vormen bij. 
1. Omschrijf je hobbies en eigenschappen
2. Kies uit organische vormen of geometrische vormen
3. Leg uit waarom 1 en 2 bij elkaar passen

Slide 25 - Tekstslide

Ontwerp een tekenmap met jouw naam. 
  1. Gebruik de bijpassende vormsoort. 
  2. Maak minimaal 3 schetsen in je schrift. (Je eerste idee is niet altijd het beste idee!)
  3. Schets heel licht met een HB potlood zodat je het nog kunt uitgummen
  4. Werk je naam uit met Kleurpotloden. Denk aan de juiste techniek.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Beoordeling
  1. Kies voor een duidelijke vormsoort
  2. Wees origineel (dus niet natekenen!)
  3. Gebruik de juiste kleurpotloden techniek
  4. Laat zien dat je de theorie snapt
    (en zorg dat de theorie weer terugkomt in je portfolio)

Slide 28 - Tekstslide