Brugklas - Vorm

Beeldaspect 2
VORM
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
TekenenMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beeldaspect 2
VORM

Slide 1 - Tekstslide

Vormen zie je overal om je heen. 


Met kennis van verschillende soorten vormen kun je nieuwe beelden maken.

Een Vorm is een lijn die gesloten is. 

Slide 2 - Tekstslide

Basisvorm

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Er zijn dus







tweedimensionale (2D) vormen
 en


 




driedimensionale (3D) vormen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een basisvorm?
A
Een vorm die met een lineaal gemaakt is
B
Een eenvoudige vorm waar je al het andere mee kan maken
C
Vierkanten en rechthoeken
D
Wanneer een lijn gesloten is ontstaat er een basisvorm

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormsoorten:

Slide 7 - Tekstslide

1. Organische vorm
Kenmerken
  • afgeleid van natuurlijk
    vormen (mens, dier, natuur)
  • vloeiende vormen 
  • Alsof de vorm groeit of kan groeien

Slide 8 - Tekstslide

Henry Matisse - Blue Nude

Slide 9 - Tekstslide

2. Geometrische vorm
Kenmerken
  • Een platte meet-kundige vorm
  • gemaakt met passer of lineaal

Slide 10 - Tekstslide

Piet Mondriaan - Compositie 2

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de twee belangrijkste vormsoorten?
A
Ronde en hoekige vormen
B
Natuurlijke en wiskundige vormen
C
Organische en geometrische vormen
D
Vormen gemaakt met een passer of met een lineaal

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van de organische vorm?
A
Alles is rond
B
Met een passer gemaakt
C
Alles is hoekig
D
Gebaseerd op natuurlijke vormen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van een geometrische vorm?
A
Alles is met een passer of lineaal gemaakt
B
Het zijn vierkanten en rechthoeken
C
Alles is gebaseerd op natuurlijke vormen
D
Het is driedimensionaal

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Symmetrie
Je spreekt van symmetrie als twee helften elkaars spiegelbeeld zijn. Dit spiegelen kan ten opzichte van een punt, een lijn of een vlak zijn. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Opdracht!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Ontwerp een tekening met een woord
  1. Gebruik de verschillende vormsoorten die je net hebt geleerd -> Organische vormen en geometrische vormen
  2. Je ontwerp komt in een rechthoekig kader. 
  3. Je kiest bewust voor een symmetrisch of asymmetrische compositie.
  4. Er zit minimaal 1 persoonlijke toevoeging in je ontwerp. 
  5. Maak minimaal 3 schetsen in je schrift. (Je eerste idee is niet altijd het beste idee!)
  6. Schets heel licht met een HB potlood zodat je het nog kunt uitgummen
  7. Werk je naam uit met Kleurpotloden. Denk aan de juiste techniek.

Slide 21 - Tekstslide

LETTERVORMEN

Slide 22 - Tekstslide

Beoordeling
  1. Duidelijk zichtbare toepassing van de begrippen: organisch, geometrisch, symmetrisch of asymmetrisch.
  2. Wees origineel (dus niet natekenen!) 
  3. Letters even groot, vormen netjes gemeten en getekend met liniaal. Organische vormen zijn juist niet met een liniaal getekend. Hulplijnen heb je altijd nodig.
  4. Goed gebruik van de kleurpotlood technieken: niet te hard drukken, laagjes over elkaar, in één richting kleuren, binnen de lijnen.
  5. Kleurverloop minimaal 1x toegepast
  6. Alles binnen het kader is ingekleurd, dus ook de achtergrond. 

Slide 23 - Tekstslide

Hoe begin je?
  1. Vouw je papier dubbel (korte kanten naar elkaar), opening aan rechterkant.
  2. Teken een kader, 7 cm van de randen afgemeten.
  3. Maak een symmetrische of asymmetrische indeling voor de letters van je naam, dit schets je eerst in je schrift, na goedkeuring neem je het ontwerp over op je blad. 
  4. Gebruik hulplijnen om je letters gemakkelijk even groot te tekenen. Gebruik een liniaal.
  5. Teken je voornaam, achternaam en klas in organische en geometrische letters. 
  6. Heb je de tekening met je HB potlood af? Werk het dan verder uit met kleurpotloden. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide