ZWW, HWW, KWW en ww vormen

Soorten en vormen van het ww

  1. Wat weet je al?
  2. Vormen van de ww.
  3. HWW, ZWW en KWW.
  4. Quiz!
  5. Werkblad. 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Soorten en vormen van het ww

  1. Wat weet je al?
  2. Vormen van de ww.
  3. HWW, ZWW en KWW.
  4. Quiz!
  5. Werkblad. 

Slide 1 - Tekstslide

          1. Wat weet je al?

Slide 2 - Tekstslide

2. Vormen van de ww
- PVTT: Ik loop naar huis.
- PVVT: Ik liep naar huis.
- INF: Wij moeten naar huis lopen
- VD: Ik ben naar huis gelopen.
- OD: Lopend ging ik naar huis.
- BN: De lopende jongen.

Slide 3 - Tekstslide

3. HWW
  • HWW: - Nooit alleen in de zin
- Meerdere ww in de zin? PV = HWW

Gisteren ben ik naar huis gelopen.

Slide 4 - Tekstslide

3. ZWW
  •  ZWW: - Belangrijkste ww in de zin
- 'Iets doen' of 'ergens zijn'
- Vaak achterin de zin

Zij lopen naar huis. 
Ik ging thuis meteen slapen. 

Slide 5 - Tekstslide

3. KWW
  •  KWW: - Belangrijkste ww in de zin
- 'Iets zijn'
- ZWaBBeLS -> vervangen door een ander KWW
- Komt voor bij een NWG

De uitslag bleek al bij iedereen bekend.





Slide 6 - Tekstslide

4. Quiz!
1. Hoe herken je een VD?


2. Hoe herken je een ZWW?

Slide 7 - Tekstslide

4. Quiz!
3. Geef aan welke ww en ww vormen in deze zin zitten:

Ik word vanavond thuis gebracht.

Slide 8 - Tekstslide

4. Quiz!
4. Geef aan welke ww en ww vormen in deze zin zitten:

Jij lijkt erg veel te eten. 

Slide 9 - Tekstslide

5. Werkblad
Huiswerk voor de volgende grammatica les.
Daarmee ook al klaar? 
Oefening Teams maken. 


Aan de slag!

Slide 10 - Tekstslide