Made in...

Made in ...
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Made in ...

Slide 1 - Tekstslide

Wat is import?
A
Goederen produceren
B
goederen vanuit het buitenland naar Nederland halen
C
Goederen vanuit Nederland naar het buitenland brengen
D
iets kopen

Slide 2 - Quizvraag

Lesdoel
Je weet aan het einde van deze les waarom producten worden ingevoerd uit het buitenland. 

Slide 3 - Tekstslide

Import
Import is de invoer van goederen. Het grootste deel van de Nederlandse import bestaat uit doorvoer. Dat betekent dat de goederen die wij importeren, meteen weer doorgestuurd worden naar het buitenland. 

Slide 4 - Tekstslide

doorvoer
De meeste doorvoergoederen worden geïmporteerd via Schiphol of de havens van Rotterdam. De meeste doorvoer gaat naar Duitsland.

Slide 5 - Tekstslide

Goederen
Twee soorten goederen:
1. Massagoederen zijn goederen die niet per stuk verpakt worden maar in een grote ruimte bij elkaar vervoerd worden. 
2. Stukgoederen zijn goederen die per stuk verpakt zijn en vervoert worden. Denk bijvoorbeeld aan kleren of telefoons.  

Slide 6 - Tekstslide

Massagoederen
Je hebt droge en natte massagoederen.
Droge massagoederen: zand, kiezels of graan.
Natte massagoederen: olie, gas of aardappels.

Slide 7 - Tekstslide

Een iPad is een
A
droog massagoed
B
nat massagoed
C
stukgoed

Slide 8 - Quizvraag

Citroenen zijn
A
droog massagoed
B
nat massagoed
C
stuk goed

Slide 9 - Quizvraag

Stukgoederen
Worden vooral in containers vervoerd. Deze grote metalen kisten kunnen met verschillende vervoermiddelen worden verplaatst.

Slide 10 - Tekstslide

Welke vervoersmiddelen gebruiken we voor het vervoeren van containers?

Slide 11 - Woordweb

Goederen importeren

Slide 12 - Woordweb

Wat is geen reden om te importeren?
A
het is daar goedkoper
B
Het klimaat is daar gunstiger
C
er zijn daar spullen die we hier niet hebben
D
Er is hier geen ruimte voor het produceren

Slide 13 - Quizvraag

Arbeidsintensief
Arbeidsintensief betekent dat er veel met de hand gemaakt moet worden aan een product. Het maken van kleren of telefoons zijn hier een goed voorbeeld van. 

Slide 14 - Tekstslide

Lageloonlanden
Landen waar de lonen laag zijn. Daardoor kan je er goedkoop spullen laten maken die arbeidsintensief zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is geen lageloonland
A
India
B
Bangladesh
C
China
D
Verenigde Staten

Slide 16 - Quizvraag

Van grondstof naar eindproduct
Wanneer er olie of cacaobonen geïmporteerd worden uit het buitenland, moeten we er in Nederland nog een product van maken. Olie en cacaobonen zijn voorbeelden van grondstoffen.

Slide 17 - Tekstslide

Van grondstof naar eindproduct
Van olie wordt plastic, benzine of diesel gemaakt in een raffinaderij. De cacaobonen worden in een chocoladefabriek verwerkt tot een chocoladereep.  

Slide 18 - Tekstslide

Assemblage
Machines of apparaten moeten in elkaar gezet worden van losse producten. Dit gebeurt in een assemblage. Goede voorbeelden hiervan zijn fabrieken waar men auto's bouwt. 

Slide 19 - Tekstslide

Hoe noem je goederen die niet voor Nederland bestemd zijn, maar alleen via Nederland vervoert worden?
A
Importgoederen
B
doorvoergoederen
C
Exportgoederen
D
massagoederen

Slide 20 - Quizvraag

Welke twee soorten goederen kunnen geïmporteerd worden?

Slide 21 - Open vraag

Wat zijn tomaten?
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn fietsen?
A
Stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is melk?
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is graan?
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn schoenen
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen

Slide 26 - Quizvraag

Zoek op google twee landen waar bananen vandaan komen

Slide 27 - Open vraag

Zijn dit lageloonlanden?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Zoek op google vier landen op met de laagste lonen van de wereld.

Slide 29 - Open vraag

Zou jij spullen kopen uit deze lageloonlanden? Waarom wel of niet?

Slide 30 - Open vraag

Heb jij spullen die gemaakt zijn in de laagste loonlanden? Zo ja, welke?

Slide 31 - Open vraag

Waarom wordt bijna alle kleding in Nederland geïmporteerd?

Slide 32 - Open vraag

Zoek op het internet op: welke van deze producten worden in Nederland gemaakt?
A
Benzine van Shell
B
Kleding van C&A
C
Telefoons van Apple
D
Auto's van mini

Slide 33 - Quizvraag

Waarom importeren we in Nederland cacao?
A
We hebben er geen ruimte voor
B
Het is te duur om in Nederland te produceren
C
We weten niet hoe we het moeten maken
D
Het klimaat is er ongeschikt voor

Slide 34 - Quizvraag

Leg uit wat assemblage betekent

Slide 35 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
kleding
B
gitaar
C
massagoederen
D
container

Slide 36 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
fiets
B
doorvoer
C
onderdeel
D
assemblagefabriek

Slide 37 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
cacao
B
stukgoederen
C
grondstof
D
fabriek

Slide 38 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
Duitsland
B
Doorvoer
C
Auto
D
Massagoederen

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video