5.3 Ondermaat en overmaat

Overmaat en ondermaat
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Overmaat en ondermaat

Slide 1 - Tekstslide

ontledingsreacties

Slide 2 - Woordweb

Maak een foto van je gemaakte huiswerk van paragraaf 5.2

Slide 3 - Open vraag

Leerdoel 4:
Je kunt overmaat(en ondermaat)m.b.v. de massaverhouding berekenen.

Criteria
Je kunt:
- Uitleggen wat er gebeurt als je stoffen (die met elkaar reageren) niet in de juiste massaverhouding meng en
- daarbij de begrippen overmaat en ondermaat op de juiste manier gebruiken.
- Rekenen aan reacties waarvan één van de beginstoffen in overmaat aanwezig is,
- daarbij bijvoorbeeld uitrekenen welke stoffen in overmaat en ondermaat aanwezig zijn of uitrekenen hoeveel reactieproduct ontstaat.
- Aangeven wanneer een reactie stopt.

Slide 4 - Tekstslide

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 2
+ 3
1
(Bij koken gebruik je vaak de massaverhoudingen!)
1 : 1 : 2 :3

Slide 5 - Tekstslide

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 6
+
1
1 : 1 : 2 :3
Overmaat
Eén van de stoffen is teveel aanwezig
en 4 plakjes kaas over

Slide 6 - Tekstslide

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 1
+ 3
1 : 1 : 2 :3
Ondermaat
Eén van de stoffen is te weinig aanwezig
Geen hamburger die aan eis voldoet

Slide 7 - Tekstslide

Overmaat en ondermaat
Overmaat = het teveel aan stof wat overblijft na reactie.

Ondermaat = het tekort aan stof wat nodig is om volledig te reageren.

Slide 8 - Tekstslide

Waarom is het bij een reactie belangrijk om te rekenen met de stof die in ondermaat aanwezig is

Slide 9 - Open vraag

Uitleg 5.3 (1/3)
Wanneer stopt een chemische reactie:
1. Als een van de beginstoffen op is (ondermaat)
2. Als de temperatuur onder de reactietemperatuur komt.

Dus als een beginstof helemaal weg reageert, dan is deze in ondermaat. De stof die overblijft na de reactie, is de stof in overmaat.
Hoeveel reactieproduct  er ontstaat is dus afhankelijk van de stof in ondermaat.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg 5.3 (2/3) 
Welke stof is in overmaat? Stappenplan:
  1.  Noteer de chemische reactie (dit mag in woorden of in symbolen. Niet door elkaar)
  2. Noteer een kloppende massaverhouding bij de desbetreffende stoffen onder de reactie(zie 1). Het kan zijn dat je deze krijgt, of dat je deze zelf moet opstellen.
  3. Noteer alle gegeven massa's bij de juiste stoffen.
  4. Bereken bij elke stof de groeifactor. De grootste groeifactor is de stof in overmaat, de kleinste groeifactor is de stof in ondermaat.
  5. Bereken de massa's van alle stoffen met de kleinste groeifactor.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg 5.3 (3/3) 
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?
Uitwerking volgens stappenplan:
1.                  Koper + zwavel --> kopersulfide
2.  m.v.        63,6 u     32,1 u                    95,7 u
                      X                 Y

3.                  273 g       141 g
4.  Groeifactor X = 273 : 63,6 = 4,29    --> ondermaat, deze bepaalt de gehele reactie
      Groeifactor Y = 141 : 32,1 = 4,39      --> overmaat, van zwavel hou je dus wat over.
5. Er reageert dus 32,1 x 4,29 = 137,79 g zwavel tijdens de reactie. 141 - 137,79 = 3,21 gram zwavel blijft over (=overmaat).
     Er zal dus 95,7 x 4,29 = 410,78 gram kopersulfide ontstaan.

Na de reactie heb je dus 410,79 gram kopersulfide en 3,21 gram zwavel in je 'potje'  zitten.

Slide 12 - Tekstslide

Bereken nu zelf hoeveel gram koolstofdioxide maximaal ontstaat bij de volledige verbranding van 10,0 g
methaan met 12,5 g zuurstof. Kijk in je boek op
blz 115 en in je PS!
timer
5:00

Slide 13 - Open vraag

Huiswerk:

havo: 34 t/m 41
vwo: 29 t/m 35

Slide 14 - Tekstslide