2311_1cdef_hoofdletters en leestekens

Telefoon in de tas op vliegtuigstand.

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel.

Zet je tas op de grond.


Pak je leesboek en ga 5 minuten lezen.



timer
5:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Telefoon in de tas op vliegtuigstand.

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel.

Zet je tas op de grond.


Pak je leesboek en ga 5 minuten lezen.



timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Wat gaan we doen
Uitleg werkwoorden
Quiz
Afsluiten: donderdag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je hoe:

-je de persoonsvorm tegenwoordige tijd moet spellen
-je de persoonsvorm verleden tijd moet spellen
-je het voltooid deelwoord moet spellen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik
je hoofdletters?

Slide 4 - Woordweb

Het maakt het lezen makkelijker en je kunt een tekst beter begrijpen.
Hoofdletters
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.

  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken
en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.
Maandag begint de schoolweek.
Mijn moeder heet Ineke.
Mijn schoenen zijn van Nike.
Zij wonen in Leiden.
Heb jij een kerstboom met Kerst?
Op een maandag in november waait de wind uit het noorden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOOFDLETTERS

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In elk rijtje staat een woord dat met een hoofdletter geschreven moet worden. Schrijf deze op.
1. tiktok - moeder - kledingzaak - ontbijt
2. nederlands - geschiedenis - aardrijkskunde - economie
3. zee - amsterdam - strand - vakantie - supermarkt
4. volkswagen - zee - eiland - winkel
5. meisje - vriendinnen - feest - kelly
6. hoofdstad - bands - festival - voetbal - ajax
7. nike - sport - tennis - voetbal - schoenen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
1.Tiktok - moeder - kledingzaak - ontbijt
2. Nederlands - geschiedenis - aardrijkskunde - economie
3. zee - Amsterdam - strand - vakantie - supermarkt
4. Volkswagen - zee - eiland - winkel
5. meisje - vriendinnen - feest - Kelly
6. hoofdstad - bands - festival - voetbal - Ajax
7. Nike - sport - tennis - voetbal - schoenen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
Punt
aan het einde van een gewone zin
De deur van mijn kamer staat open.
Vraagteken
aan het eind van een vraagzin
Zijn ze erg zenuwachtig?
Uitroepteken
na een uitroep
Doe je best!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer aan het einde van de zin het juiste leesteken.
1. Kijk uit....
2. In Nederland wonen 17 miljoen mensen.......
3. Weet jij welke speler er bij de wedstrijd van Feyenoord heeft gescoord....
4. Mijn opa is zeventig jaar geworden, hoera.....
5. In welk jaar ben jij geboren......
6. Wat een goed idee....
7. Bij het vak Nederlands doe ik altijd extra goed mijn best.....

9. Weet jij hoe oud meneer Buizer is.....
10. Bij het schoolvak Nederlands doe ik altijd extra goed mijn best.....

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
1. Kijk uit!
2. In Afrika wonen 1,2 miljard inwoners.
3. Weet jij welke speler er bij de wedstrijd van Feyenoord heeft gescoord?
4. Mijn opa is zeventig jaar geworden, hoera!
5. In welk jaar ben jij geboren?
6. Wat een goed idee!
7. Bij het vak Nederlands doe ik altijd extra goed mijn best.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de oefening: schrijf de zinnen over. Zet de hoofdletters en leestekens op de correcte plek.
1. de twaalfde provincie van nederland is flevoland
2. wat vind je van mijn nieuwe jas
3. in capelle aan den ijssel is er bijna niks te beleven
4. de rotterdamse club sparta is de oudste club in betaald voetbal
5. zullen wij morgen op bezoek bij opa en oma
6. ik houd van winkelen en ga graag naar de stad in rotterdam 
7. mijn moeder houdt van de pasta uit italië 
8. wil jij mijn tas even aangeven
9. ben jij jarig in de maand maart of april
10. de hoofdstad van nederland is amsterdam

Hoe? in je schrift.
Hoe lang? 10 min.
Klaar? lezen.

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies