Vraag en aanbieders H1 deel 3

Vraag en aanbod - deel 3
Vrijdag
9:20 - 10:05
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vraag en aanbod - deel 3
Vrijdag
9:20 - 10:05

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Terugblik (10 min); 
- Uitleg (10 min);
- Lubach (15 min);
- Afsluiting (5 min).

In begeleidingsuur economie: Maken t/m 1.41


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen: 
- MO > MK dan is het winstgevend. 
- MO < MK dan is het verliesgevend. 
- MK en GVK relatie en koppelen aan begrippen degressie, progressie en proportioneel. 

Slide 4 - Tekstslide

Planning komende weken
Week 1: Toetsbespreken & start 
Week 2: Activiteitenweek 2
Week 3: Carnavalsvakantie

Week 4: Hoofdstuk 1 deel 1 (tm 1.10) 
Week 5: Hoofdstuk 1 deel 2 (tm 1.24)
Week 6: Hoofdstuk 1 deel 3 (tm 1.41)
Week 7: Hoofdstuk 2 
Week 8: Hoofdstuk 3
Week 9: Herhaling
Week 10: Voortgangstoets: Vragers en aanbieders H1 t/m H3

Slide 5 - Tekstslide

Vandaag
Wel meedoen met Lessonup. 
Mag op je mobiel. 
Niks anders op je mobiel + je eigen naam gebruiken.
Tijd op de opdrachten. 

Slide 6 - Tekstslide

Nederland telde in 2020 naar schatting 23,1 miljoen fietsen, waarvan 2,9 miljoen e-bikes. Wat is het marktaandeel van e-bikes in procenten?
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Uitleg opdracht
Aantal fietsen 23,1 miljoen
waarvan e-bikes 2,9 miljoen

Marktaandeel e-bikes = Aantal e-bikes / Totaal aantal fietsen x 100%

Marktaandeel e-bikes = 2,9 / 23,1 x 100 = 12,6%

Slide 8 - Tekstslide

TCK = eur 25.000 en GVK = eur 10
Bereken bij een productieomvang van 10.000 stuks
de TK, dan de GCK en de GTK (de kostprijs)?
timer
2:00

Slide 9 - Open vraag

Uitleg opdracht
TCK = eur 25.000 en GVK = eur 10 / bereken bij een productieomvang van 10.000 stuks de TK, de GCK en de GTK?

TK = 10 q + 25.000, 
bij q = 10.000 stuks, TK = 10 * 10.000 + 25.000 = 125.000
GCK = TCK / q = 25.000 / 10.000 = eur 2,50
GTK = TK / q = 125.000 / 10.000 = eur 12,50

Slide 10 - Tekstslide

Van een bedrijf zijn de constante kosten € 13.500, de variabele kosten per product € 14 en de verkoopprijs is € 27,50.
Bereken de break-even omzet en de break-even afzet, welke antwoord(en) is/zijn juist?
timer
2:00
A
De break-even afzet 100
B
De break-even afzet is 1000
C
De break-even afzet is € 1.000,-
D
De break-even omzet is € 27.500,-

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg opdracht
vaste kosten € 13.500 / variabele kosten € 14 / 
verkoopprijs € 27,50

TK = 14 q + 13.500 en TO = 27,50 q
TO = TK --> 14 q + 13.500 = 27,50 q --> 13.500 = 13,50 q -->
q = 1.000 (break even afzet) 
p x q = 27,50 x 1.000 = eur 27.500 (break even omzet) 

Slide 12 - Tekstslide

MK is?
A
de extra opbrengst die je maakt als je één product meer verkoopt
B
de extra opbrengst die je maakt als je géén product meer verkoopt
C
de extra kosten die er bijkomen als je géén product meer produceert
D
de extra kosten die er bijkomen als je één product meer produceert

Slide 13 - Quizvraag

Wat bereken je met MO=MK
A
De hoeveelheid producten voor maximale winst
B
De prijs (P) waarbij de winst maximaal is
C
Hoe groot je winst is.
D
De prijs (P) waar je geen winst en geen verlies maakt

Slide 14 - Quizvraag

Als MO>MK, dan
A
zal TW toenemen
B
zal TW afnemen
C
zal TW gelijk blijven

Slide 15 - Quizvraag

Marginale kosten (MK)
MK kunnen dalen, waarom?
Efficiënter produceren &  goedkoper inkoop (kwantumkorting) 
MK kunnen stijgen, waarom? 
Extra dure werknemers, ineffiënter werken, extra kosten door nieuwe apparatuur. 

Slide 16 - Tekstslide

Invloed van MK op GVK 

Slide 17 - Tekstslide

Verloop GVK

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aan de slag
Wat?  - Aan de slag met 1.1 t/m 1.41. Belangrijk het te maken! CE-       examenstof

Hoelang? Tot 10:05

Hoe? Je mag met elkaar overleggen op een rustig praatniveau. 

Huiswerk? 1.1 t/m 1.41


Slide 20 - Tekstslide

Afsluiting
Je kunt uitleggen: 
- MO > MK dan is het winstgevend. 
- MO < MK dan is het verliesgevend. 
- MK en GVK relatie en koppelen aan begrippen degressie, progressie en proportioneel. 

Volgende les: 
Vraag & aanbieders hoofdstuk 2

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn degressief variabele kosten?
A
Variabele kosten die per product afnemen
B
Variabele kosten die per product toenemen
C
Variabele kosten die per product gelijk blijven

Slide 22 - Quizvraag