Powercollege 10_De Industriële Revolutie

PC 10 'De Industriële Revolutie'
timer
5:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

PC 10 'De Industriële Revolutie'
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

De industriële revolutie


De arbeiders & de sociale kwestie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je weet dat de industriële revolutie grote invloed heeft op de leef- en werk-omstandigheden.
  • Je kent de begrippen sociale kwestie, fabrieken en arbeiders
  • Je kunt uitleggen hoe door de industralisatie de sociale kwestie ontstond.
    En kan je uitleggen hoe het leven van een arbeider er uit zag.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet jij nog?

Slide 5 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:

"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 6 - Quizvraag

Wat was de belangrijkste uitvinding van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De dienstensector
D
De computer

Slide 7 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Duitsland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 8 - Quizvraag

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialisatie
  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer op tegen snelle productie van de fabrieken.
  • Arbeiders trekken naar de stad
  • Steden groeien erg snel (urbanisatie)

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Je hebt dit filmfragment bekeken. Wat zou de sociale kwestie kunnen zijn?

Slide 12 - Open vraag

De Sociale Kwestie
  • Een kwestie is een probleem

  • Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

  • Armoede probleem

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 14 - Tekstslide

Slechte werkomstandigheden
  • lage lonen => amper gezin onderhouden
  • lange werkdagen (14u/dag)
  • onveilig/gevaarlijk en ongezond werk
  • geen vakanties
  • eentonig werk
  • kinderarbeid
  • geen rechten !

Slide 15 - Tekstslide

Kinderarbeid

  • Goedkoper dan volwassenen.

  • Nauwelijks onderwijs gehad. 
     (leerplicht vanaf 1900)

  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.

Slide 16 - Tekstslide

Kinderarbeid is heel gewoon

Slide 17 - Tekstslide

en nu...

Slide 18 - Tekstslide

Erbarmelijke woonomstandigheden
  • slechte kleine huisjes (krotten)
  • grauwe arbeiderswijken
  • veel gezinsleden
  • slecht eentonig voedsel (vlees was zeldzaam)
  • hoge kindersterfte
  • weinig hygiëne -> één toiletblok voor heel de wijk.

Slide 19 - Tekstslide

Geen uitkering
  • Zieken, bejaarden en invaliden waren aangewezen op de liefdadigheid van de kerkelijke armenzorg.

  • Ze kregen eten, kleding en brandstof van de kerk 
      (maar dat was weinig)

Slide 20 - Tekstslide

Kinderwetje van van Houten
  • Eerste sociale wet 1874

  • Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken 

  • Begin van sociale wetgeving in Nederland. Daarover volgende keer meer!

Slide 21 - Tekstslide

Dank voor je aandacht!


Klaar? Alle voor en nabeschouwingen gemaakt?



Slide 22 - Tekstslide