Markten

Markten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Markten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een markt?

Slide 2 - Open vraag

Verschillende markten
  • Goederenmarkt
  • Dienstenmarkt
  • Arbeidsmarkt
  • Vermogensmarkt
  • Valutamarkt

    Een markt is een plaats waar vragers en aanbieders elkaar 'ontmoeten'.

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de markten naar de bijbehorende plaatjes
Vermogensmarkt
Goederenmarkt
Dienstenmarkt
Arbeidsmarkt
Valutamarkt

Slide 4 - Sleepvraag

Marktvormen
Om welke marktvorm het gaat, wordt vooral bepaald door twee factoren: 

  • de aard van de producten
  • het aantal aanbieders (die deze producten willen kopen)

Slide 5 - Tekstslide

Aanbieders
Een aanbieder is aanwezig op de markt om goederen of diensten te verkopen aan haar vragers. 

In een markt kan je 1 aanbieder, een beperkt aantal aanbieders of veel aanbieders hebben

Slide 6 - Tekstslide

De vrager (afnemer)

Als jij iets wilt kopen, dan ben je aan afnemer: je vraagt of verlangt naar een product of dienst. 

In een markt kan er 1 afnemer zijn, een beperkt aantal afnemers of veel afnemers.

Slide 7 - Tekstslide

Als jij naar de bioscoop gaat, is de bioscoopeigenaar dan een vrager of aanbieder?
A
Vrager
B
Aanbieder
C
Geen van beide

Slide 8 - Quizvraag

Als de bioscoopeigenaar een nieuwe film koopt bij een filmmaker, is hij dan een vrager of aanbieder?
A
Vrager
B
Aanbieder
C
Geen van beide

Slide 9 - Quizvraag

De aard van het product

Homogene goederen zijn producten waarvan elke eenheid in de ogen van de afnemer precies hetzelfde is

Heterogene goederen zijn goederen of diensten waar je als klant verschillen in kan zien

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de goederen naar de juiste plek
Heterogene goederen

Homogene goederen
Elektriciteit
Frisdrank
Graan
Suiker
Auto
Geld
Melk

Slide 11 - Sleepvraag

Toetreding tot 
de markt
De toetreding tot een markt kan vrij zijn of beperkt worden door marktbarrières. 
Voorbeelden van zulke barrières zijn:

  • patentbelemmeringen
  • vestigingseisen
  • juridische barrières

Slide 12 - Tekstslide

Even tussendoor:
Hoe meer aanbieders er op een markt zijn...
A
...hoe groter de concurrentie is (en dus een hogere prijs voor een product).
B
...hoe kleiner de concurrentie (en een hogere prijs voor een product).
C
...hoe groter de concurrentie (en een lagere prijs voor een product).
D
...hoe kleiner de concurrentie (en een lagere prijs voor een product)

Slide 13 - Quizvraag

Marktvormen
Als je weet hoeveel aanbieders en vragers er zijn, en welke aard het product heeft (homogeen/heterogeen) kan je de marktvorm bepalen:

  • Volkomen concurrentie
  • Monopolie
  • Oligopolie
  • Monopolistische concurrentie

Slide 14 - Tekstslide

Volkomen concurrentie
In een volkomen concurrentie zijn veel vragers en aanbieders. Het is een homogeen product. De prijs is al bepaald door de hoeveelheid aanbieders en hoeveelheid vragers. In mijn eentje naar een andere aanbieder stappen, verandert de prijs niet. 

Slide 15 - Tekstslide

Nadat ik terugkwam uit Suriname besloot ik om mijn 10 Surinaamse dollars te houden als aandenken en niet in te wisselen voor euro's. Wat doet dit met de prijs/koers van de SRD?
A
Die daalt, want er zijn nu minder euro's
B
Die blijft hetzelfde, jouw 50 srd heeft geen invloed op de koers
C
Die stijgt, want er zijn nu meer euro's

Slide 16 - Quizvraag

Monopolie
Bij een monopolie zijn er veel vragers en is er maar één aanbieder. Logischerwijs een homogeen goed.  

De prijs is meestal hoog, want er is geen concurrentie. 

Slide 17 - Tekstslide

Waarom heeft de NS (Nederlandse Spoorwegen) een monopolie in Nederland?

Slide 18 - Open vraag

Oligopolie
Een oligopolie heeft veel vragers en weinig/beperkt aantal aanbieders. Veel producten die je kent zijn producten van een oliopolist. De bedrijven houden elkaar in de gaten: als een grote concurrent de prijs verlaagt, kan jij als bedrijf niet 200 euro duurder zijn.

Producten kunnen homogeen of heterogeen zijn.

Soms is er ook sprake van kartels tussen bedrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Welke van de volgende dingen kunnen een oligopolist zijn?
A
Benzine
B
Mobiele telefoons
C
Cola
D
Vliegtuigmaatschappij

Slide 20 - Quizvraag

Monopolistische concurrentie

Lijkt op een volkomen concurrentie. Maar hier is het een heterogeen goed. Marketing en reclame zijn belangrijk om een aandeel in het markt te krijgen. 

Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken en voorbeelden

Lijkt op een volkomen concurrentie. Maar hier is het een heterogeen goed. Marketing en reclame zijn belangrijk om een aandeel in het markt te krijgen. 

Slide 22 - Tekstslide

Volkomen concurrentie

  • Veel aanbieders
  • Veel vragers
  • Homogeen product

Voorbeeld:
aandelen van een bedrijf,
valutamarkt

Slide 23 - Tekstslide

Monopolie
  • Eén aanbieder
  • Veel vragers
  • Homogeen product
  • Mogelijkheid tot kartels

Voorbeeld:
De NS

Slide 24 - Tekstslide

Oligopolie


  • Enkele aanbieders
  • Veel vragers
  • Homogeen of heterogeen product

Voorbeeld:
Supermarkten, benzine, vliegtuigmaatschappij

Slide 25 - Tekstslide

Monopolistische concurrentie

  • Veel aanbieders
  • Veel vragers
  • Heterogeen product

Voorbeeld: 
Televisies (Philips), frisdrank (Coca Cola), abonnementen 

Slide 26 - Tekstslide

Heterogene goederen

Slide 27 - Woordweb

Welke marktvormen
ken je?

Slide 28 - Woordweb

Wat begrijp je nog niet helemaal?

Slide 29 - Open vraag