§15.1 V5 Bio Energiestromen

§15.1 energie stromen
Deze lessonup ovr §15.1 ga je zelfstandig doorwerken en de vragen beantwoorden.

Daarna ga je de methode §15.1 doornemen en opgaven maken en nakijken.


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§15.1 energie stromen
Deze lessonup ovr §15.1 ga je zelfstandig doorwerken en de vragen beantwoorden.

Daarna ga je de methode §15.1 doornemen en opgaven maken en nakijken.


Slide 1 - Tekstslide

Bij biologie zijn er verschillende organisatie niveaus van klein naar groot
In deze § behandelen we ecosysteem, organismen en hun rol in het ecosysteem, moleculen

Slide 2 - Tekstslide

ecosysteem
Een ecosysteem is dynamisch systeem, waarin de organismen van een levensgemeenschap samenleven en te maken hebben met de abiotische factoren in een min of meer (natuurlijk) begrensd gebied.

voorbeeld: woestijn, toendra, weiland, loofbos

Slide 3 - Tekstslide

Leg kort uit wat wordt bedoeld met levensgemeenschap

Slide 4 - Open vraag

Geef 3 voorbeelden van biotische factoren

Slide 5 - Open vraag

Geef 3 voorbeelden van abiotische factoren

Slide 6 - Open vraag

In BINAS 78 vind je een overzicht van de vier rijken.
Bij voeding komen we de begrippen autotroof
heterotroof tegen.

Heterotrofe organismen voeden zich met organische stoffen van (de resten/ uitwerpselen van) andere organismen. (vetten, koolhydraten, eiwitten, DNA)
Organische stoffen zijn (grote) energierijke stoffen waarin C-atomen voorkomen waaraan H-atomen gekoppeld zijn.


Slide 7 - Tekstslide

Autotrofe organismen voeden zich niet met andere organismen, maar kunnen uit energie-arme kleine anorganische stoffen zelf grote energierijke moleculen maken. Ze maken namelijk glucose (C6H12O6) uit de stoffen H2O en CO2. Daar is wel energie voor nodig, anders kan die reactie niet verlopen.
De energie nodig voor deze reactie halen deze organismen uit (zon)licht (fotosynthese) of ze gebruiken de chemische energie die vrijkomt bij een andere chemische reactie. (chemosynthese).
Uit de glucose die ze vormen kunnen ze vervolgens ook eiwitten, vetten en andere koolhydraten enz maken.

Slide 8 - Tekstslide

De rol van een producent is het produceren van (energierijk) organisch materiaal (namelijk zichzelf) waar de consumenten van kunnen leven.
Reducenten breken dode resten organisch materiaal af tot anorganische stoffen, zodat die weer beschikbaar komen voor de producenten.
In ecosystemen bestaan voedselkringen. In een voedselkring vindt je producenten, consumenten (1e , 2e, 3e, ... orde) en reducenten

Slide 9 - Tekstslide

Via de volgende slide kom je bij een animatie waarin je drie kringlopen van energie tegenkomt, waarbij je op de organismen kunt klikken. Kijk er even naar.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

De licht energie van de zon wordt niet 100% gebruikt door de producenten voor de productie van organische stoffen. Een deel van de glucose wordt gebruikt als energiebron om allerlei celfuncties te laten verlopen. (dissimilatie, verbranding, celademhaling).

De warmte (energie) die daarbij vrijkomt verdwijnt in de atmosfeer.


Slide 12 - Tekstslide

Ook consumenten en reducenten
 gebruiken de chemische energie in hun voeding niet 100% om zelf organische stoffen van te maken nodig voor groei.

Een groot deel van de organische stoffen energie die consumenten opnemen wordt niet verteerd, of wel verteerd, maar gebruikt om hun cellen (organen) te laten functioneren. (celademhaling)  Bij dit proces komt warmte (energie) vrij.

Slide 13 - Tekstslide

    BINAS 93
Je ziet dat het overgrote deel van de lichtenergie van de zon direct terug gaat naar de atmosfeer in de vorm van warmte.

1,2% wordt gebruikt voor fotosynthese door de producenten.

Bij elke stap (producent, herbivoor, (top)carnivoor) gaat er energie terug naar de atmosfeer (celprocessen, warmte)

Er is steeds minder energie beschikbaar voor de volgende stap (herbivoor, (top)carnivoor)

De begrippen
herbivoor en (top) carnivoor moet je begrijpen.

Slide 14 - Tekstslide

Sommige bacteriën zijn autotroof.
Ze gebruiken de energie die vrijkomt bij een bepaalde chemische reactie om uit CO2 en H2O glucose te maken.

Deze bacteriën zijn chemo-autotroof en het proces noem je chemosynthese.

Voorbeelden van chemo-autotrofe bacteriën zijn de nitrietbacteriën en de nitraatbacteriën uit de stikstofkringloop.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

BINAS 93G

Weet je nog?
groen = producent (of course)
Blauw =
bruin =

Je ziet de verschillende anorgnische stikstofverbindingen (lichtbruin) en daartussen naast de pijltjes de namen van de processen en (de bacteriesoort die dit doet)

Zoek de twee stappen van de nitrificatie op.

Slide 17 - Tekstslide

Bekijk de BINAS stikstofkringloop.
Wat gebeurt er met de belangrijke stof NO3- (nitraat)?

Slide 18 - Open vraag

BINAS 93B Ecosysteem

De blauwe woorden buiten het vak zijn abiotische factoren.

Binnen het vak wordt het transport van stoffen en energie weergegeven.


De energie en stoffen van de producenten gaan richting consumenten, niet andersom.
Kun je dat uitleggen?

Slide 19 - Tekstslide

Vragen?

Dan direct contact opnemen met je docent.
geen vragen, dan §15.1 methode doornemen, opgaven maken en nakijken.

Slide 20 - Tekstslide