2MH H3 Taalverzorging formuleren Voltooid deelwoord

Welkom klas 2MH2!
Telefoon in de telefoontas
Jas uit, tas van tafel
Ga rustig zitten

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2MH2!
Telefoon in de telefoontas
Jas uit, tas van tafel
Ga rustig zitten

Slide 1 - Tekstslide

Agenda van de les
Inhalen Toets Woordenschat dinsdag 15 feb. 5e uur

Lezen                                                                                                         10 min
Zelfstandig aan het werk met opdracht 4 en 5                      10 min
Zelfstandig aan het werk met deeltoetsen H3                      30 min
                 

Slide 2 - Tekstslide

Woord van de week
infinitief
in-fi-ni-tief

Slide 3 - Tekstslide

Woord van de week
infinitief
in-fi-ni-tief

hele werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt voltooide deelwoorden goed spellen.
Je kunt de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Vervoegen pv tt
Stam + t

Ik loop         ik word             
jij loopt       jij wordt            word je?
wij lopen    wij worden

Slide 7 - Tekstslide

Vervoegen pv vt
Stam +   -te(n) of -de(n)

ik juichte         danste     verwachtte  (juichen)
hij juichte       danste     verwachtte  (dansen)   
wij juichten    dansten  verwachtten (verwachten)

ik klaagde       leerde        vermoedde (klagen)
hij klaagde      leerde       vermoedde (leren)
wij klaagden  leerden     vermoedden  (vermoeden)

Slide 8 - Tekstslide

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 9 - Quizvraag

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
1. Leander heeft Marieke gekust.
2. Zij hadden hun laatste succesnummer gespeeld.

vt van kussen: ik kuste, jij kuste, hij kuste etc = gekust
vt van spelen: ik speelde, jij speelde etc = gespeeld

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 16 - Quizvraag

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld


Wij hebben hem berecht. (niet geberecht)
Hij heeft ons verhaal verdraaid. (niet geverdraaid)
Hij is de politie ontglipt. (niet geontglipt)
Hij heeft alles geloofd. (niet gegeloofd)

Dit noemen we regelmatige werkwoorden.

Slide 18 - Tekstslide

tt of vd?
Doordat deze vd het voorvoegsel ge- missen, lijken de tt en het vd dus heel veel op elkaar:

1. Zoiets gebeurt vaak.
2. Zoiets is vaak gebeurd.

Zin 2 bevat een hww en dus is het een vd)

Slide 19 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 20 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'

Slide 21 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.

A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 22 - Quizvraag

bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden (bn) zeggen iets over een zelfstandig naamwoord:

1 het mooie huis
2 het vlotte meisje

Slide 23 - Tekstslide

vd als bn
1. de geschrobde vloer
2. een gemiste kans
3.het gebraden haantje
4. het geredde kind

Je schrijft het bijvoeglijke naamwoorden altijd zo kort mogelijk! 
Altijd maar één -d, -t of -en.

Slide 24 - Tekstslide

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 25 - Tekstslide

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 26 - Tekstslide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 27 - Sleepvraag

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 28 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 29 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 30 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 31 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 32 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 33 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 34 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Strooien

Slide 35 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 36 - Open vraag

Welkom klas 2MH1!
Telefoon in de telefoontas
Jas uit, tas van tafel
Ga rustig zitten

Slide 37 - Tekstslide

Agenda van de les
Inhalen Toets Woordenschat dinsdag 15 feb. 5e uur

Lezen                                                                                                         10 min
Zelfstandig aan het werk met opdracht 4 en 5                      10 min
Zelfstandig aan het werk met deeltoetsen H3                      30 min
                 

Slide 38 - Tekstslide

Instructie H3 vd
1. Maak opdracht 4 en 5.
3. Kijk je werk mbv de antwoordkaart na met een andere kleur.
4a.< 5 fouten? Ga door met een deeltoets
4b. > 5 fouten? Pak de theorie uit je boek erbij en kijk wat er fout gaat.

Heb je een vraag? Ik kom bij je langs. Succes!


Slide 39 - Tekstslide

Instructie deeltoetsen
1. Maak een van de deeltoetsen.
2. Kijk je werk mbv de antwoordkaart na met een andere kleur.
4a.< 3 fouten? Ga door met een andere deeltoets.
4b. > 3 fouten? Pak de theorie uit je boek erbij en kijk wat er fout gaat.

Heb je een vraag? Ik kom bij je langs. Succes!

Slide 40 - Tekstslide