voltooid deelwoord: maak zelf een 1-2a-3-3-2b zin

Nederlands 

Maak een zin met een voltooid deelwoord.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 

Maak een zin met een voltooid deelwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord? Schrijf twee voltooide deelwoorden

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met een voltooid deelwoord.

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen

Voltooid deelwoord

  • Ik kan een zin maken met een voltooid deelwoord.
  • Ik kan het voltooid deelwoord goed schrijven: -d of =t


 

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
Volgorde van een zin met een voltooid deelwoord:

1                         2a          3                            3                             2b
Ik                        heb      gisteren              mijn kamer        opgeruimd.
Mijn moeder heeft    vanochtend     haar koffer         ingepakt.
We                     zijn        zaterdag           naar de markt    geweest.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg 
SOFTKETCHUP   =  voltooid deelwoord met een t

werken  
werk|en
              =   gewerkt


Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
GEEN SOFTKETCHUP   =  voltooid deelwoord met een D

duwen
duw|en
      w        =   geduwd


Slide 7 - Tekstslide

Uitleg
Soms geen d of t in het voltooid deelwoord.
Dat zijn onregelmatige werkwoorden: 
(rijden)    gereden                        (koken) gekocht
(lezen)     gelezen                         (kijken) gekeken
 (lopen)    gelopen                        (gaan) gegaan
                                                              (zijn) geweest
                                                              (praten) gepraat
                                                              






Slide 8 - Tekstslide

1. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Mijn moeder - (hebben) - gisteren - rijst - (koken)

Slide 9 - Open vraag

2. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Ik - (hebben) - zaterdag - in het park - (wandelen)

Slide 10 - Open vraag

3. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Wij - (hebben) - zondag - ons huis - (opruimen)

Slide 11 - Open vraag

4. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Mijn vriendin - (zijn) - zaterdag - naar de markt -
(zijn)

Slide 12 - Open vraag

5. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Wij - (hebben) - vrijdag - de tafel van 6 - (leren)




Slide 13 - Open vraag

6. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Mijn zus - (zijn) - vorige week - naar Amsterdam - (rijden)


Slide 14 - Open vraag

7. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Ik - (zijn) - in het weekend - in Duitsland - (zijn)


Slide 15 - Open vraag

8. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Sofia (hebben) - zondag - een nieuwe jas -
(kopen)


Slide 16 - Open vraag

9. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord:
Mohammad - (hebben) - gisteren - met zijn vrienden - (praten)


Slide 17 - Open vraag

10. Maak een 1-2a-3-3-2b zin met voltooid deelwoord
Ik - (hebben) - om negen uur - mijn vader - (bellen)

Slide 18 - Open vraag

Wat heb je geleerd in deze les?

Slide 19 - Open vraag

Ik vond de les ......
A
gemakkelijk
B
wel goed te doen
C
beetje moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 20 - Quizvraag

Ik vond de les .....
A
niet leerzaam
B
leerzaam

Slide 21 - Quizvraag

Einde

Bedankt voor het meedoen!


Goed gewerkt!

Slide 22 - Tekstslide