Samenstellingen 3F afstandsleren

Samenstelling
Samenstelling = woord dat is opgebouwd uit meerdere woorden die je ook zelfstandig kunt gebruiken

Een samenstelling moet je in principe aaneenschrijven = aanelkaarschrijvendusgeenspatieertussen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenstelling
Samenstelling = woord dat is opgebouwd uit meerdere woorden die je ook zelfstandig kunt gebruiken

Een samenstelling moet je in principe aaneenschrijven = aanelkaarschrijvendusgeenspatieertussen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
jazz-zanger
B
jazz zanger
C
jazzzanger

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
taken-boek
B
taken boek
C
takenboek

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autobandventiel-dopje
B
autoband ventieldopje
C
autobandventieldopje

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 9 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 10 - Quizvraag

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
Of twee- tot zes-jarigen?
Hierna volgt uitleg over samenstellingen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Tussen -n of tussen -s
Gemeentehuis
Hondenhok
Stationsweg

Sommige woorden schrijf je met een 'n' in het midden, andere met een 's' in het midden. Wanneer gebruik je nou wat?

Slide 19 - Tekstslide

Met of zonder tussen n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 20 - Quizvraag

Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 21 - Quizvraag

Je schrijft een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en
A
fout
B
goed

Slide 22 - Quizvraag

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen -n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord kan op -en en op -s eindigen
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen

Slide 23 - Quizvraag

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s
D
Dit woord heeft twee meervouden

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Maken op studiemeter
Opdrachten en deeltoets van Spelling:
Aaneenschrijven en tussenklanken

Slide 28 - Tekstslide