H3.7 Grammatica wg, o, lv

H3.7 Grammatica
  • werkwoordelijke gezegde (wg)
  • onderwerp (o)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • meewerkend voorwerp (mv)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.7 Grammatica
  • werkwoordelijke gezegde (wg)
  • onderwerp (o)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • meewerkend voorwerp (mv)

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je daarvoor nodig?
Dit ga je leren:
- Hoe vind je de persoonsvorm?
-Wat is het werkwoordelijke gezegde?
- Hoe vind je het onderwerp?
-Wat is een splitsbaar werkwoord?
- Hoe vind je het lijdend voorwerp?
- Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordelijke gezegde
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
Afkorting van werkwoordelijke gezegde= wg
Bestaat het werkwoordelijke gezegde uit meer dan één werkwoord? 
Dan zijn de andere werkwoorden vaak een infinitief of een voltooid deelwoord.


Slide 3 - Tekstslide

Wg= pv + alle ww in de zin
In sommige zinnen wordt aan het + infinitief of te + infinitief gebruikt.
vb: Julia probeert niet op haar telefoon te kijken.
pv= probeert      wg= probeert te kijken

Julia is haar huiswerk aan het maken. 
pv= is            wg= aan het maken

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerp (o)
= Degene die iets doet in de zin
• Je stelt de vraag: wie/wat + wg? Het antwoord is het onderwerp.

vb: De leerlingen vertelden het grapje aan de leraar. Wg=vertelden
Wie vertelden? Antwoord: De leerlingen. O = De leerlingen

Slide 5 - Tekstslide

Let op!!
Let op: in zinnen met een gebiedende wijs staat GEEN onderwerp.

vb: Kom nou mee! Doe niet zo flauw!

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
= Ondergaat de handeling . Het onderwerp doet iets met het lijdend voorwerp. 
vb: Hij repareert zijn fiets.
o= hij
lv= zijn fiets (hij repareert iets en dat iets is dus zijn fiets)
Hoe vind je het lv?
Stel de vraag: Wie/wat + wg + o ?  Wie/ wat repareert hij?

Slide 7 - Tekstslide

De jongen aaide het hondje.
Stap 1: Zoek pv (In andere tijd zetten, aantal veranderen, vraagzin maken) = aaide
Stap 2: Zoek wg (alle werkwoorden in de zin)
Stap 3: Zoek O (Wie/ wat + wg) = De jongen
Stap 4: Zoek LV (Wie/ wat + wg + O.) = het hondje

Slide 8 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp (mv)
Het werkt mee met het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.

Hoe vind je het mv?
Aan of voor wie of wat + wg + o + lv?

Mijn leraar Nederlands | vertelt | ons | graag | mooie verhalen.


Slide 9 - Tekstslide

Let op!

Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp.

Slide 10 - Tekstslide

Ik geef mijn tante een cadeautje.
pv=...... , wg=...... , o=......, lv=..... , mv=......

Slide 11 - Open vraag

Stappenplan ontleding:
Stap 1: Zoek pv
In andere tijd zetten of aantal veranderen of vraagzin maken 
Stap 2: Zoek wg
pv + alle ww in de zin + aan het + te + splitsbaar ww
Stap 3: Zoek o       Wie/ wat + wg?
Stap 4: Zoek lv       Wie/ wat + wg + o?
Stap 5: Zoek mv    Aan wie/wat + wg + o + lv?

Slide 12 - Tekstslide

TL:
In de lesstof: 
Lees je in over de bedrijvende/ actieve en lijdende/ passieve vorm 

Slide 13 - Tekstslide

Heb je een vraag tijdens het werken?
Steek je hand op. Ik help je!

timer
1:00
Maken van H3.7: 
Kader: 1, 5 t/m 8, 9-2, 9-3, 9-4 en 13 
TL: 1, 4 t/m 10, 13, 17
 
Klaar? 
Oefenopdracht ophalen bij mij.

Slide 14 - Tekstslide