Hoofdstuk 5 Gedrag

Hoofdstuk 5 
Gedrag 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 
Gedrag 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen hs 5 
Stencil doornemen

Slide 2 - Tekstslide

Maak een keus uit 1 van de volgende opties:
Leerdoelen uitwerken
Oefentoets/ examenvragen maken 
Uitleg:
Prikkels/ gedrag/ Leren 
Mijn keuze

Slide 3 - Sleepvraag

Uitleg hs 5 
Prikkels/gedrag/leren 

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaak van gedrag
Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels.
Inwendige prikkel -> komt vanuit het lichaam 
  • Honger
  • Pijn
  • Sexuele drift (hormonen)
  • Agressie
Uitwendige prikkel -> komt van buiten
  • Geuren
  • Geluiden
  • Smaak
  • Enz.


Slide 5 - Tekstslide

Altijd dezelfde reactie

  • Mensen en dieren zenden zelf ook prikkels uit, dit noemen we een signaal. De reactie op een signaal noem je een respons.

  • Op sommige signalen komt altijd dezelfde respons. Zo'n signaal noemen we een sleutelprikkel.
Op de volgende dia's zie je enkele voorbeelden.

Slide 6 - Tekstslide

Dreiggedrag

  • De rode buik van een mannetjes stekelbaars is een uitwendige prikkel voor een ander mannetje.

  • Het andere mannetje zal hier altijd hetzelfde op reageren, namelijk met dreiggedrag
(weg jij!). De rode buik is dus een sleutelprikkel.

Slide 7 - Tekstslide

Spergedrag
  • Hiernaast zie je jonge vogeltjes. De opengesperde bekjes met de feloranje binnenkant, is een uitwendige prikkel voor de ouders. De ouders zullen de jongen gaan voeren.

  • De schaduw van de ouders boven het nest, is voor de jongen de sleutelprikkel om dit spergedrag te vetonen.

Slide 8 - Tekstslide

Verzorggedrag
  • Een klein kind heeft grote ogen, bolle wangen en een korte kin. Een puppy heeft grote ogen en een korte snuit. Dit zorgt voor een 'rond hoofd'. 

  • Zo'n rond hoofd bij jonge dieren, baby's en kinderen is voor ouders de sleutelprikkel om over te gaan op verzorggedrag. Deze jonge dieren, baby's en kinderen hebben verzorging nodig.

Slide 9 - Tekstslide

Supranormale prikkel
  • Soms wordt een sleutelprikkel overdreven. Dit noem je een surpanormale prikkel.

  • De koekoek legt zijn eieren in het nest van andere soorten vogels.

  • De extra grote rode opengesperde snavel is voor de pleegouders de prikkel om het koekoeksjong te voeren, zelfs wanneer deze al veel groter is.

Slide 10 - Tekstslide

Sociaal gedrag
- Territoriumgedrag: het verdedigen en afbakenen van het eigen gebied
- Voortplantingsgedrag: het vinden van een soortgenoot, de paring en het verzorgen van jongen.
- Groepsgedrag: taakverdeling binnen groepen dieren en het vaststellen van de rangorde

Slide 11 - Tekstslide

Gedrag in het territorium
  • Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten.

  • Als er een indringer is, wordt de 'eigenaar' van het territorium agressief. Hij vertoont dan aanvalsgedrag.
  • De indringer vertoont dan meestal vluchtgedrag.
  • Op de grens van het territorium zie je vaak dreiggedrag.

Slide 12 - Tekstslide

Overspronggedrag
Soms is de motivatie voor vluchten en aanvallen even sterk. Een dier kan dan gedrag vertonen dat niet bij de situatie past.

Bijv. een kat die zich gaat wassen of een mens die zich gaat krabben

Slide 13 - Tekstslide

Voortplantingsgedrag
Voortplantingsgedrag is gedrag dat te maken heeft met voortplanting.

  • baltsgedrag
  • broedzorg
  • de paring

Slide 14 - Tekstslide

Baltsgedrag

  • Het gedrag waarmee een mannetje en vrouwtje elkaar lokken, heet baltsgedrag.

  • Honden besnuffelen elkaar en sommige vogels voeren samen een 'dans' uit.

  • Door de balts laten dieren elkaar weten dat ze geschikte partners zijn. Het baltsgedrag vergroot de bereidheid tot paren.

Slide 15 - Tekstslide

Broedzorg
Na de paringsdans (balts) komt
het paren. Na het paren, komen
er jongen. 

Broedzorg: Het uitbroeden van of
grootbrengen van de jongen 

Slide 16 - Tekstslide

Hoe leven dieren in groepen?
  • Bij kippen wordt de rangorde uitgevochten door elkaar te pikken. Daarom spreek je bij kippen ook van een pikorde.

  • De hen die het hoogste in de rangorde staat pikt alle andere hennen, maar wordt zelf nooit gepikt.

  • De hen die bovenaan in de rangorde staat, mag bijvoorbeeld als eerste eten.

Slide 17 - Tekstslide

Ethogram 
Wat doet het dier?
Ethogram= lijst met beschrijvingen van handelingen
Lijst met beschrijving en afkorting van verschillende handelingen die het dier kan doen.

Slide 18 - Tekstslide

Protocol 
  • Om de 5 seconden noteer je welke handeling je ziet.

  • Omdat je snel moet zijn, gebruik je de afkortingen.

  • Aan het einde tel je de afkortingen

Slide 19 - Tekstslide

Hoe leren dieren en mensen?
  • Door leren verfijnen dieren en mensen aangeboren gedrag en ze verkrijgen nieuw gedrag.

  • Er zijn 6 verschillende manieren van leren:
1. Inprenten
2. Gewennen
3. Trial and error
4. Imiteren
5. Inzichtelijk leren
6. Conditioneren

Slide 20 - Tekstslide

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 21 - Tekstslide

Gewennen

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 22 - Tekstslide

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 23 - Tekstslide

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 24 - Tekstslide

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 25 - Tekstslide

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
             Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 26 - Tekstslide