Hoofdstuk 1 Werken of vrije tijd?

Eerste les HAVO
  • kennismaking
  • tips en adviezen
  • organisatie
  • start hoofdstuk 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Eerste les HAVO
  • kennismaking
  • tips en adviezen
  • organisatie
  • start hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Kennismaken
Marijke van der Weijden
wnm@regiocollege.nl
8 jaar ervaring met examenklassen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is je naam? Wat is je ervaring met economie? Ken je de lesbrieven van LWEO?

Slide 3 - Open vraag

Tips en adviezen
- Kijk in de syllabus om te zien wat je precies moet leren voor het examen. (https://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-economie-havo-2023/2023/havo/f=/syllabus_economie_havo_2023_versie_2.pdf)

- Maak tijdens het lezen van de lesbrieven een samenvatting en of begrippenlijst (https://lweo.nl/leerling-2/45havo)

- Maak je huiswerk en stel vragen als je ze hebt

Slide 4 - Tekstslide

Organisatie
- 2 x per week 90 minuten les
- studiewijzer per periode waarin opdrachten tijdens de les en huiswerk instaan. 
- begin van de les tijd voor vragen over vorige les
- tijdens de les uitleg en tijd om aan opdrachten te werken
- TIJDENS DE LES MOBIEL NODIG, maar NIET nodig leg hem weg!!
- inlogcode van lweo om opdrachten te kunnen nakijken
- 3 SE toetsen

Slide 5 - Tekstslide

Dit is een keuze onderwerp en geen examenstof!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Heb je een baan? Zo ja waarom?

Slide 8 - Open vraag

Wat is welvaart?

Wat zijn de gevolgen voor je inkomen bij meer of minder werken?

Slide 9 - Tekstslide

Waarom meer deeltijdwerk in NL?
  • Meer mogelijkheden om deeltijd te werken.
  • NL in vergelijking met buitenland grotere voorkeur aan vrije tijd boven werk.
  •  Veel Nederlanders verdelen zorgtaken tussen beide partners, waardoor zij beiden deeltijd werken.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Bereken de P/A ratio
Werkgelegenheid in personen is 2,5 miljoen
Werkgelegenheid in arbeidsjaren is 2 miljoen

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Participatiegraad

Slide 15 - Tekstslide

Bereken de participatiegraad:
Beroepsbevolking is 5 miljoen
Potentiele beroepsbevolking is 7 miljoen

Slide 16 - Open vraag

Gevolg participatiegraad
  • Een lage participatiegraad geeft aan dat er in een land betrekkelijk veel mensen niet kunnen of willen werken. 
  • Hoewel niet al die mensen een uitkering krijgen, is zoiets tóch een probleem. De beroepsbevolking is kleiner dan nodig. 
  • Een kleine beroepsbevolking leidt eerder tot een krappe arbeidsmarkt en daarmee tot relatief hoge loonkosten. 
  • Bovendien is het voor bedrijven op een krappe arbeidsmarkt moeilijk om geschikt personeel te vinden.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Maken
1.6 + 1.8 + 1.10 + 1.17

Slide 19 - Tekstslide

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 20 - Quizvraag

Zijn er meer arbeiders of meer arbeidsjaren in Nederland?
A
arbeiders
B
arbeidsjaren

Slide 21 - Quizvraag

1 arbeidsjaar is gelijk aan
A
2 deeltijdbanen
B
een fulltime baan
C
48 weken van 40 uur
D
een baan in een fabriek

Slide 22 - Quizvraag

p/a-ratio = aantal werkzame personen / aantal voltijds arbeidsjaren dat wordt vervuld

-> Als meer mensen van parttime naar fulltime gaan, dan gaat de p/a-ratio
A
omhoog
B
omlaag
C
niet veranderen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is juist?

De participatiegraad stijgt als...
A
de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar.
B
fulltimers in deeltijd gaan werken.
C
de vergrijzing van de bevolking afneemt.
D
het aantal werklozen daalt.

Slide 24 - Quizvraag

Stel dat in een land in een bepaald jaar de totale productie gelijk blijft maar dat het aantal deeltijdwerkers stijgt met 20%.
Leg uit wat er gebeurt met de werkgelegenheid in personen.


A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft gelijk

Slide 25 - Quizvraag

Stel dat in een land in een bepaald jaar de totale productie gelijk blijft maar dat het aantal deeltijdwerkers stijgt met 20%.
Leg uit wat er gebeurt met de werkgelegenheid in arbeidsjaren.

A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft gelijk

Slide 26 - Quizvraag

behaald ?

Slide 27 - Tekstslide