3.1 som- en verschilformules

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

3.1 som- en verschil formules

WELKOM! 

Pak alvast jouw boek, schrift, etui en rekenmachine.

Doel: ik kan een somtabel en een somformule maken en ik kan een verschiltabel en een verschilformule maken

Planning vandaag

Planning vandaag:

Herhalen (12 min)

uitleg 3.1 (5 min)

zelfstandig werken (8 min)

Vervolg 3.1 (5 min)

Zelfstandig werken (8 min)

uitleg 3.2 (5 min)

Herhalingsopdracht H1

Gegeven: formule y=10/x

a. Welk les kan je niet voor x invullen?

b. Vul de tabel bij de formule in.

Gebruik x= -10, -5, -2, -1, 0, 1, 2, 5, 10

c. Teken de grafiek in een assenstelsel.

Somformule en verschilformule

Som betekent +

Verschil betekent -

Zelfstandig werken

Maken van opdracht 3 en 4

Klaar? Lees alvast de theorie op blz 83 en maak opdrachten 

Som en verschil formules 

Je huurt twee huisjes op een vakantiepark, maak de somformule en de verschil formule

Som (hoeveel is het samen + ):

Huurprijs in € = 80 + 250w

Huurprijs in € = 20 + 270w

Totaal            € = 100 + 520w

Verschil (wat is het verschil - ):

Huurprijs in € = 80 + 250w

Huurprijs in € = 20 + 270w -

Verschil        € =  60 - 20w

Voorbeeld

Elektrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a

Gewone fiets:    huurprijs is euro = 15 + 7,50a

a : aantal dagen

Als Peter beide fietsen huurt, moeten we dan de somformule of verschilformule gebruiken?

 

Somformule

                     Huurpijs in euro = 25 + 12,50 a

                             Huurprijs in euro = 15 + 7,50 a        +

                               _____________________________________

Somformule:   Huurprijs in euro =                                  

som- en verschilformule

Bij een verschilformule haal je de ene formule af van een andere formule. 

Voorbeeld  H = 5 + 10t                begingetal 5 - 2 = 3

                        H = 2  -  6t  _             10t - - 6t = 10t + 6t = 16t

                        H = 3 + 16t  

(min en min achter elkaar wordt plus en een min voor een getal hoort bij het getal. Dus voor de 6 staat een min, dus het getal is -6.) 

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 5 + 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule

1. aantal = 1 + 4t
2. aantal = 1 + 8t
3. aantal = 9 + 4t
4. aantal = 9 +8t

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule

1. inhoud = 10 + 6p
2. inhoud = 20 + 2p
3. inhoud = 10 + 2p
4. inhoud = 15 + 2p

Zelfstandig werken

Maken:

1, 3, 4, 6, 7, 9

Kijk alvast naar paragraaf 3.2 (dezelfde formules)

Opdrachten: 10, 12, 14, 15, 17

3.2 Dezelfde formules

Tijd over? We starten met 3.2!