Woordenschat

• Taal
• ISK

Woordenschat

Beginner

1️⃣ Wat neem je mee in een rugzak?

2️⃣ Je gebruikt een paraplu als het...

1. regent
2. warm is
3. donker is
4. sneeuwt

3️⃣ Een mug kan jou ____.

1. bijten
2. lastigvallen
3. prikken
4. kriebelen

4️⃣ Wat doe je met een tandenborstel?

1. Je wast je handen
2. Je kamt je haren
3. Je poetst je tanden
4. Je maakt de wc schoon

5️⃣ Hoe noem je een insect dat soms steekt en waar je een muggenstift voor gebruikt?

6️⃣ Een trein rijdt op...

1. de weg
2. het spoor
3. het fietspad
4. het water

7️⃣ Een vakantie is een tijd zonder ____.

8️⃣ Je pakt een koffer of tas in. Dit noem je ____.

1. inpakken
2. verliezen
3. teruggeven
4. stilzitten

9️⃣ Je bent iets kwijt. Wat doe je?

1. je zoekt het
2. je gooit het weg

1️⃣0️⃣ Een vliegtuig vliegt door de ____.

1️⃣2️⃣ Hoe noem je een klein dier dat kan steken, met een zwarte en gele kleur?

1️⃣3️⃣ Na de reis kom je weer ____.

1. weg
2. terug

1️⃣4️⃣ Wat kan gebeuren als je ziek wordt in de auto of trein?

1. je krijgt reisziekte
2. je krijgt pauze
3. je krijgt een rugzak

1️⃣5️⃣ Wat is prettig als het warm is?

1. schaduw
2. dikke jas
3. dichte raam
4. water

1️⃣6️⃣ Je doet iets in een envelop en stuurt het naar iemand. Hoe noem je dat?

1. opsturen
2. meenemen
3. teruggeven
4. niks

1️⃣7️⃣ Als het heel warm is, geeft de zon veel ____.