Herh. zwakke werkw. + haben, sein

Stam van een werkwoord in het Duits is?
A
ik vorm (ich)
B
hele werkwoord
C
Hele werkwoord -n
D
Hele werkwoord -en
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Stam van een werkwoord in het Duits is?
A
ik vorm (ich)
B
hele werkwoord
C
Hele werkwoord -n
D
Hele werkwoord -en

Slide 1 - Quizvraag

Welke uitgang komt er achter de stam? du... (gehen)

Slide 2 - Open vraag

Welke uitgang komt er achter de stam? Peter... (schreiben)

Slide 3 - Open vraag

ich
du
ihr
sie (mv)
er

    habe

   hast

   habt

  haben

   hat

Slide 4 - Sleepvraag

Ich ...... einen Brief .
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 5 - Quizvraag

..... ihr einen Hund?
A
habe
B
hast
C
hat
D
habt

Slide 6 - Quizvraag

....... ihr am Sonntag mit zu Oma?
A
komm
B
komme
C
kommt
D
kommen

Slide 7 - Quizvraag

Mein Name ...... Rosa.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 8 - Quizvraag

Wann ...... du am Computer? (sitzen)
A
sitzst
B
sitze
C
sitzte
D
sitzt

Slide 9 - Quizvraag

Quinten und ich ..... in der
gleichen Klasse.
A
bin
B
ist
C
sind
D
seid

Slide 10 - Quizvraag

Wir ....... gerne Karaoke.
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 11 - Quizvraag

Sie (=u)....... Ihr Buch vergessen.
A
hat
B
hast
C
habt
D
haben

Slide 12 - Quizvraag

....... Susanne auch ins Kino?
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 13 - Quizvraag

Ihr ..... aus Köln.
A
sind
B
seid
C
ist
D
sein

Slide 14 - Quizvraag

Peter und Tom ...... jeden
Samstag Sport.
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 15 - Quizvraag

Juta ..... kein eigenes Pferd.
A
hat
B
hast
C
habe
D
hab

Slide 16 - Quizvraag