Taal staal Sport introductie en Les 1 woordenschat

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Introductiefilmpje
Voor het introductiefilmpje gaan we even terug naar Zoom.
Via share screen krijg je het introductiefilmpje te zien. 
Daarna komen we weer terug in de LessonUp

Slide 3 - Tekstslide

Past de stem van de verslaggeven bij de sport uit het filmpje?
ja
nee

Slide 4 - Poll

De stem past niet bij het filmpje. Waarom past het niet?

Slide 5 - Open vraag

Wat gaan we doen en wat leren we ervan?
We gaan zoeken naar de betekenis van woorden die met sport te maken hebben.

We leren de betekenis van woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Zo zit het! filmpje
Voor het Zo zit het! filmpje gaan we even terug naar Zoom.
Via share screen krijg je het Zo zit het! filmpje te zien. 
Daarna komen we weer terug in de LessonUp

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat denk jij dat bossaball is?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Serveren betekent:
Als eerste de bal in het spel brengen bij een sport met een net. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Ken jij ook nog een andere betekenis voor het woord serveren?
A
Zingen in een koor.
B
Opdienen van eten of drinken.

Slide 13 - Quizvraag

Tekst
Sporten met een net halverwege het veld
Sporten die geen net hebben halverwege het veld.
tennis
tafeltennis
judo
golf
badminton
boogschieten
volleybal

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat betekent “de puck”?
A
De ronde gele bal bij tennis.
B
De platte schijf bij ijshockey.

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent “de stick”.
A
Een soort staaf waarmee je tegen de bal slaat.
B
Een soort racket waarmee je tegen de bal slaat.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat betekent "balanceren"?
A
In evenwicht proberen te blijven.
B
Vallen op de grond.

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent "tackelen"?
A
Iemand met opzet laten struikelen.
B
In evenwicht proberen te blijven

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Welke sport zou jij willen beoefenen?
Bossaball
Vinzwemmen
Onderwater hockey
Hurling
kaasrollen
skike

Slide 28 - Poll

Waarom wil je deze sport doen?

Slide 29 - Open vraag

Welke sport zou niet willen beoefenen?
Bossaball
Vinzwemmen
Onderwater hockey
Hurling
kaasrollen
skike

Slide 30 - Poll

Waarom wil je deze sport niet doen?

Slide 31 - Open vraag

Vond je deze les leuk?
ja
nee

Slide 32 - Poll

Heb je nog tips om de les nog leuker te maken?

Slide 33 - Open vraag

Dank je wel 

Slide 34 - Tekstslide