Present Perfect

Present Perfect
recap B2
  Present Perfect
(grammar survey)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present Perfect
recap B2
  Present Perfect
(grammar survey)

Slide 1 - Tekstslide

Present Perfect (soort van tegenwoordige tijd)
  1. Het is in het verleden begonnen en het duurt nog steeds voort.
  2. Iets is in het verleden gebeurd, maar het exacte moment is niet bekend of niet belangrijk.
  3. Iets is net gebeurd.

Hoe? ->  Have/Has + volt.deelwoord (-ed / 3e rijtje)

Slide 2 - Tekstslide

Present perfect

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

'has' wordt gebruikt bij
A
he, she, it
B
I, you, we, they

Slide 5 - Quizvraag

I lived in Italy
I have lived in Italy
Present Perfect
Past Simple

Slide 6 - Sleepvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

___ you ever ___ (live) in China before?
A
Have lived
B
Has lived

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

My boyfriend ___ ___ (buy) me some
wonderful roses.
A
have bought
B
has bought
C
have buyed
D
has buyed

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

The dogs ___ ___ (not - eat) anything for three days.
A
haven't ate
B
hasn't ate
C
haven't eaten
D
hasn't eaten

Slide 11 - Quizvraag

Maak de present perfect:
He listens

Slide 12 - Open vraag

Maak present perfect:
John lives

Slide 13 - Open vraag

Present perfect
The boy works in a factory

Slide 14 - Open vraag

Present perfect:
We like cars

Slide 15 - Open vraag

Present perfect:
They love candy

Slide 16 - Open vraag

Present perfect:
The parents go home

Slide 17 - Open vraag

Present perfect:
I am hungry

Slide 18 - Open vraag

You have done it perfectly

Slide 19 - Tekstslide