2 vwo - chapitre 2 - voca H, verbe pouvoir, so

Bonjour!
Vandaag:
Herhalen: phrases-clés bron D
uitleg: bron H ontkenningen
PROGRAMME

  • vocabulaire H + phrases-clés 
  • Bron G werkwoord 'pouvoir'
  • SO
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
Vandaag:
Herhalen: phrases-clés bron D
uitleg: bron H ontkenningen
PROGRAMME

  • vocabulaire H + phrases-clés 
  • Bron G werkwoord 'pouvoir'
  • SO

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent:
Le corps de l'homme fonctionne rapidement si on dors au moins 7 heures par nuit.

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent:
le cerveau
le coeur
le corps

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent:
Je ne peux rien voir car c'est la nuit. Les chats par contre, peuvent voir dans la nuit.

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent:
Quelle est la différence entre la vitesse des chats et des chiens?

Slide 5 - Open vraag

LE VERBE: POUVOIR (BRON G)

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent 'pouvoir' ?

Slide 7 - Open vraag

Pouvoir betekent = kunnen/mogen

Maman, je peux avoir un PS5?
Mama, mag ik een PS5?

Mon petit frère peut marcher!
Mijn kleine broertje kan lopen!

Ma mère ne peut pas aller au rendez-vous.
Mijn moeder kan niet naar de afspraak.

Slide 8 - Tekstslide

Is het werkwoord 'pouvoir' een regelmatig of onregelmatig werkwoord?
A
c'est un verbe régulier
B
c'est un verbe irrégulier

Slide 9 - Quizvraag

Pouvoir is een onregelmatig werkwoord. Er is geen vaste stam wat je als basis kunt gebruiken. Het werkwoord verandert.

Dat betekent dat je deze goed moet stampen in je hoofd. Dat kan door bijvoorbeeld:
  • opschrijven
  • schematiseren
  • flashcards maken
  • quizlet

Slide 10 - Tekstslide

Je gaat het werkwoord 'pouvoir' leren vervoegen in 2 werkwoordstijden. Welke 2 tijden?

Slide 11 - Woordweb

Waaraan herken je een werkwoord in de passé composé?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'pouvoir'?

Slide 13 - Open vraag

Welk hulpwerkwoord gebruiken we in de passé composé voor het werkwoord 'pouvoir'?
A
être
B
avoir

Slide 14 - Quizvraag

In welke werkwoordstijd is het werkwoord 'pouvoir' vervoegd?
j'ai pu
tu as pu
il/elle/on a pu
nous avons pu
vous avez pu
ils ont pu
A
le présent
B
le passé composé

Slide 15 - Quizvraag

In welke werkwoordstijd is het werkwoord 'venir' vervoegd?
je peux
tu peux
il/elle/on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
A
le présent
B
le passé composé

Slide 16 - Quizvraag

Présent 

Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Passé composé

J'ai pu
Tu as pu
Il/elle/on a venu(e)
Nous avons pu
Vous avez pu
Ils/elles ont pu

Slide 17 - Tekstslide

pouvoir

Ik kan/mag (présent)
A
je peut
B
je peux
C
j'ai pu
D
tu peux

Slide 18 - Quizvraag

pouvoir

wij kunnen/mogen (présent)
A
nous pouvons
B
vous pouvez
C
nous avons pu
D
vous avez pu

Slide 19 - Quizvraag


Ik heb gekund/gemogen
(passé composé)
A
je peux
B
tu peux
C
j'ai pu
D
tu as pu

Slide 20 - Quizvraag

Wij hebben gekund/gemogen (passé composé)
A
nous avons pu
B
vous avez pu
C
nous pouvons
D
nous avons eu

Slide 21 - Quizvraag

tu ...... (pouvoir, présent)
A
peux
B
peut
C
pouvons
D
peuvent

Slide 22 - Quizvraag

nous ...... (pouvoir, présent)
A
peuvent
B
pouvons
C
pouvez
D
peut

Slide 23 - Quizvraag

ils ...... (pouvoir, présent)
A
peut
B
peuvent
C
pouvons
D
peux

Slide 24 - Quizvraag

je ...... (pouvoir, présent)
A
peut
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 25 - Quizvraag

Volgende week hebben we slechts 1 les. Waar zou je nog extra uitleg over willen òf meer mee willen oefenen?

Slide 26 - Open vraag

SO FRANS
Je gaat een mini samenvatting maken van hoofdstuk 2. In deze samenvatting leg je de grammatica uit en schrijf je de phrases clés uit, je geeft aan op welke blz. de woorden staan die je moet leren. Je voegt je bestand toe en ik kan dit dan beoordelen als SO cijfer

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide