Adjectives and adverbs

Goals
  • Kun je adjectives en adverbs herkennen aan hun vorm en het verschil uitleggen

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goals
  • Kun je adjectives en adverbs herkennen aan hun vorm en het verschil uitleggen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Adverbs
Adjectives
Adverb or Adjective?
      (20 points)
Red
Big
Happily
Bijwoord
Sadly
Bijv. naamwoord

Slide 3 - Sleepvraag

Adjectives = bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 4 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord.
  •         Mary sings wonderfully.
  •         My grandparents talk incredibly loudly.
  •          I am eating an amazingly delicious steak right now.


Slide 5 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 6 - Tekstslide

Which ones are examples of adjectives?
A
run, play, sing, go
B
I, you, he, she, we, they
C
red, big, nice, cute
D
first, second, third

Slide 7 - Quizvraag

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 8 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 9 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 10 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 11 - Quizvraag

Goals
  • Kun je adjectives en adverbs herkennen aan hun vorm en het verschil uitleggen


Slide 12 - Tekstslide