Hoe vind je een
werkwoord in een zin?
2. Door ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie en zij ervoor te zetten
Ik fiets naar school
Jij fietst ik naar school
Hij/zij fietst naar school
Wij fietsen naar school
Jullie fietsen naar school
Zij fietsen naar school
Het woord dat verandert = het werkwoord =
fiets - fietst - fietsen