Het herkennen van psychische stoornissen in de gehandicaptenzorg

Het herkennen van psychische stoornissen in de maatschappelijke zorg
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Het herkennen van psychische stoornissen in de maatschappelijke zorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de symptomen van angststoornissen, obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen herkennen in de maatschappelijke zorg

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boek: Mensen
Lezen: H15.2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angststoornissen
Angststoornissen zijn psychische aandoeningen gekenmerkt door overmatige angst of zorgen. Voorbeelden zijn paniekstoornis, sociale angststoornis en gegeneraliseerde angststoornis.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over angststoornissen, obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je iemand met psychische problemen?

Slide 6 - Open vraag

Iemand wil geen contact met anderen of anderen mijden hem/haar.
Hij/zij is erg somber, geniet nergens van en vindt het leven uitzichtloos.
Hij/zij reageert heel heftig op kleine gebeurtenissen. ...
Hij/zij is vaak in de war, gedraagt zich vreemd of maakt vreemde opmerkingen.
Inleiding
Wat zijn angststoornissen, obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen? Laten we het ontdekken!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen
Deze stoornissen omvatten obsessieve gedachten en compulsieve handelingen, zoals obsessieve-compulsieve stoornis, hoarding stoornis en trichotillomanie.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stelling
 "Angststoornissen zijn altijd het gevolg van traumatische ervaringen uit de kindertijd."

Slide 11 - Tekstslide

Discussie over de complexe oorzaken van angststoornissen en benadruk dat niet alle gevallen terug te voeren zijn op traumatische ervaringen.
Stelling
Medicatie is de enige effectieve behandeling voor angststoornissen en obsessieve-compulsieve stoornissen.

Slide 12 - Tekstslide

Bespreek de diverse behandelingsopties, waaronder therapieën zoals cognitieve gedragstherapie (CGT), en benadruk het belang van een holistische aanpak.
De maatschappij minimaliseert vaak de ernst van angststoornissen door ze af te doen als 'gewoon wat stress

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De farmaceutische industrie heeft een te grote invloed op de behandeling van angststoornissen, wat leidt tot overmatig voorschrijven van medicatie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoarding stoornis
Verzamelwoede (hoarding) is een angststoornis. Bij deze psychische aandoening is een patiënt niet in staat dingen (zelfs zonder waarde) weg te gooien. De patiënt heeft een onbeheersbare verzamelwoede van bijvoorbeeld krantenknipsels, oude bonnetjes, blikjes en zelfs prullenbakken.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

trichotillomanie
Is een psychische aandoening waarbij men een aandrang heeft om de eigen haren uit te trekken, zowel hoofdhaar, wimpers en wenkbrauwen als haar op andere delen van het lichaam. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen herkennen
Leer de veelvoorkomende symptomen van deze stoornissen herkennen, zoals paniekaanvallen, dwangmatige handelingen en herbeleving van traumatische gebeurtenissen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de praktijk relevante feiten
Beschouw de impact van deze stoornissen op de kwaliteit van leven van gehandicapten. 
Leer passende ondersteuning en interventies in de gehandicaptenzorg.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke neurotransmitter is vaak geassocieerd met angststoornissen en wordt beïnvloed door medicatie zoals benzodiazepines?


A
Serotonine
B
Dopamine
C
GABA (gamma-aminoboterzuur
D
Noradrenaline

Slide 21 - Quizvraag

GABA (gamma-aminoboterzuur
GABA werkt samen met andere neurotransmitters om angst en stress te verminderen. Het remt overmatige activiteit in de amygdala, een deel van de hersenen dat betrokken is bij angst en angstreacties.
*De amygdala is een kleine amandelvormige kern in de hersenen, die deel uitmaakt van het limbisch systeem (ook wel bekend als het zoogdierenbrein)
Hoe verschilt specifieke fobie van obsessieve-compulsieve stoornis (OCD)?


A
De aard van de obsessieve gedachten
B
De aanwezigheid van vermijdingsgedrag
C
De duur van de symptomen
D
De leeftijd waarop de stoornis zich manifesteert

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kunnen mindfulness-technieken worden geïntegreerd in de behandeling van angststoornissen?
A
Het vermijden van aandacht voor angstige gedachten
B
Een niet-oordelende houding ten opzichte van gedachten en gevoelens
C
Het onderdrukken van emoties
D
Het gebruik van afleidingstechnieken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste verschil tussen een obsessie en een compulsie bij OCD?
A
Obsessies zijn repetitieve handelingen, terwijl compulsies repetitieve gedachten zijn.
B
Obsessies zijn irrationele angsten, terwijl compulsies repetitieve handelingen zijn
C
Obsessies zijn ongewenste en terugkerende gedachten, terwijl compulsies repetitieve handelingen zijn om angst te verminderen.
D
Er is geen verschil tussen obsessies en compulsies.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Reflecteer op wat je hebt geleerd en overweeg hoe je deze kennis kunt toepassen in je rol als maatschappelijk verzorger in de gehandicaptenzorg.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.