Werkwoordspelling pvtt pvvt vd

Werkwoordspelling
21-09-2021
Les werkwoordspelling
pv tt
pv vt
vt dw
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
21-09-2021
Les werkwoordspelling
pv tt
pv vt
vt dw

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Uitleg persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord
Zelfstandig oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Ik-vorm tt
Is het hele werkwoord -en = stam werkwoord

Let op: er kan een letter veranderen!

Verhuizen                         worden
ik verhui                         ik word

Slide 3 - Tekstslide

Lastige werkwoorden


vinden


ik vind   (ik-vorm)

jij vindt, MAAR! Vind jij? (zonder -t!)

hij/zij vind (ik-vorm + t)

wij vinden

Slide 4 - Tekstslide

pv tegenwoordige tijd


Tip:

Vul een vorm van lopen in om te horen of het met een d of t is.

Voorbeeld:             Hij wordt... opgehaald. Word... jij opgehaald?

                                    Hij loopt                               Loop jij

                                    dus met een t!                   dus zonder t!


Slide 5 - Tekstslide

Welke zijn goed? - schrijf op in je schrift
A
Ik wordt
B
Wordt jij
C
ik word
D
Word jij

Slide 6 - Quizvraag

Pv verleden tijd
Stam+te(n)
of
Stam + de(n)

Zij praatten de hele nacht.
De auto startte niet.
Hij lachte om haar grapje.

Slide 7 - Tekstslide

twee manieren -d of -t voltooid deelwoord
1. Maak het woord langer. hoor je een d? Dan schrijf je een d.
Gefietst want fietste
Verhuisd, want verhuisde
2. Gebruik t ex-kofschip: zit de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip? Dan plak je er een -t achter. Zo niet, dan een -d.
Gefietst, want de stam is fiets en de s zit in 't kofschip.
Verhuisd, want de stam is verhuiz en de z zit niet in t kofschip

Slide 8 - Tekstslide

Welk werkwoord is juist gespeld? - schrijf in je schrift
A
De buschauffeur red het meisje.
B
Word jij zestien morgen?
C
Het vliegtuig lande op tijd.
D
Hij werdt niet gezien door de automobilist.

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord is fout gespeld? - schrijf in je schrift
A
Hij braadt de kip in de oven.
B
Zij is verhuist.

Slide 10 - Quizvraag

Welk werkwoord is juist gespeld?- schrijf in je schrift
A
Mijn nichtje verhuisdde al tien keer.
B
Mijn neefje woonde daar om de hoek.

Slide 11 - Quizvraag

Welk werkwoord is juist gespeld?- schrijf in je schrift
A
Word jij wel goed geholpen?
B
Gister fietstten we wel tien kilometer.
C
Hij praate door de les heen.
D
Hij heeft zijn vinger verbrandt.

Slide 12 - Quizvraag

Welk werkwoord is juist gespeld?- schrijf in je schrift
A
Hij lachtte hard om haar grappen.
B
Morgen wordt jij de kampioen!
C
Hij wordt kampioen!
D
De stewardes steld de passagier gerust.

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord is fout gespeld?- schrijf in je schrift
A
De verlate man miste zijn vliegtuig.
B
Wie besmet raakt, belandt soms in het ziekenhuis.
C
Niet iedereen heeft het geredt.
D
Hij morste spaghettisaus op zijn witte broek.

Slide 14 - Quizvraag

Oefenen pv tt
Vul de juiste vorm in:
1. Mijn buurman ... (reizen) elke dag een uur naar zijn werk.
2. Volgende week ... (verhuizen) mijn buurjongen alweer.
3. Sarah ... (logeren) elke vakantie bij haar nichtje.
4. ... (Verzinnen) Luuk steeds weer een ander spelletje?
5. Mijn broertje ... (gedragen) zich altijd heel stoer.
6. Waarom ... (wandelen) ik door de regen?

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen pv vt
Vul de juiste vorm in:
1. Door een kapotte wekker ... (missen) ik bijna de bus.
2. Na het rokerige feest ... (luchten) Jantien haar kamer.
3. De agenten ... (bevrijden) het jankende hondje uit de hete auto.
4. Geduldig ... (wachten) de klanten in de rij voor de kassa.
5. De omroepster ... (melden) een vertraging van vijf minuten.

Slide 16 - Tekstslide

Je kunt zelf:
Oefenen met de werkwoorspellingapp in Blink.

Blink: werkwoordspelling. De oefeningen maak je in je schrift!


Klaar? Lezen in je leesboek


Slide 17 - Tekstslide

Nog vragen over pv tt, pv vt, vt dw? Stel ze!

Volgende les uitleg onvoltooid deelwoord en voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt.

Slide 18 - Tekstslide