WI 2V - H8 - LHE

WI 2V - H8 - LHE
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WI 2V - H8 - LHE

Slide 1 - Tekstslide

H8 - Inhoud en vergroten 

Slide 2 - Tekstslide

H8 - Voorkennis: 
oppervlakte driehoek en trapezium
In hoofdstuk 2 heb je geleerd met welke formule je de oppervlakte van een driehoek kunt berekenen.

Wie weet hem nog?

Slide 3 - Tekstslide

H8 - Voorkennis: 
oppervlakte driehoek en trapezium
Oppervlakte driehoek = ½ × zijde × bijbehorende hoogte

In hoofdstuk 2 heb je ook geleerd met welke formule je de oppervlakte van een trapezium kunt berekenen.

Wie weet hem nog?
 

Slide 4 - Tekstslide

H8 - Voorkennis: 
oppervlakte driehoek en trapezium
Oppervlakte trapezium = ½ × (som van evenwijdige zijden) × hoogte



Met deze formules kun je ook de oppervlakte
berekenen van samengestelde figuren.




Slide 5 - Tekstslide

8.1A - De inhoud van een prisma
Een prisma: 
  • Heeft twee evenwijdige, identieke zijvlakken.
  • De andere zijvlakken zijn rechthoeken.

Slide 6 - Tekstslide

8.1A - De inhoud van een prisma
Welke van deze figuren zijn prisma's?
Een prisma: 
  • Heeft twee evenwijdige, identieke zijvlakken.
  • De andere zijvlakken zijn rechthoeken.

Slide 7 - Tekstslide

8.1A - De inhoud van een prisma
De formule voor de inhoud van een prisma is:
inhoud prisma = oppervlakte grondvlak × hoogte

Strategie:

Zoek de evenwijdige vlakken. Dit zijn het grondvlak en het bovenvlak.  
De afstand tussen grondvlak en bovenvlak is de hoogte.


Slide 8 - Tekstslide

8.1A - De inhoud van een prisma
inhoud prisma = oppervlakte grondvlak × hoogte

Zoek de evenwijdige vlakken. Dit zijn het grondvlak en het bovenvlak.  
De afstand tussen grondvlak en bovenvlak is de hoogte.

Voorbeeld: bereken de inhoud.
De afstanden zijn in cm.
8
10

Slide 9 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:
8.1A


Slide 10 - Tekstslide

8.1B - De inhoud van een cilinder
Een cilinder lijkt op een prisma: maar er zijn verschillen

Slide 11 - Tekstslide

8.1B - De inhoud van een cilinder
De inhoud van een cilinder is wel op dezelfde manier te berekenen, omdat hij net als een prisma een grondvlak en hoogte heeft:

inhoud cilinder = opp. grondvlak × hoogte

Slide 12 - Tekstslide

8.1B - De inhoud van een cilinder
inhoud cilinder = opp. grondvlak × hoogte

Bij de cilinder is het grondvlak een cirkel. Je moet 
hiervoor dus de oppervlakte van een cirkel kunnen
berekenen.

Wat was de formule voor de oppervlakte van een cirkel?

Slide 13 - Tekstslide

8.1B - De inhoud van een cilinder
inhoud cilinder = opp. grondvlak × hoogte

Bij de cilinder is het grondvlak een cirkel. Je moet 
hiervoor dus de oppervlakte van een cirkel kunnen
berekenen.

De formule voor de oppervlakte van een cirkel:
opp. cirkel = π × straal2

Slide 14 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:
8.1B


Slide 15 - Tekstslide

8.2A - De inhoud van een piramide
Een piramide heeft een grondvlak en een top. De afstand van de grondvlak tot de top, is de hoogte.


Voor de inhoud van een piramide geldt de formule:

inhoud piramide =         × opp. grondvlak × hoogte

Slide 16 - Tekstslide

8.2A - De inhoud van een piramide
Een piramide heeft een grondvlak en een top. De afstand van de grondvlak tot de top, is de hoogte.


Voor de inhoud van een piramide geldt de formule:

inhoud piramide =         × opp. grondvlak × hoogte

Slide 17 - Tekstslide

8.2A - De inhoud van een piramide
inhoud piramide =         × opp. grondvlak × hoogte


Bereken de inhoud van deze
piramide. 

Slide 18 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:
8.2A


Slide 19 - Tekstslide

8.2B - De inhoud van een kegel
Een kegel lijkt op een piramide. Het grote verschil is dat een kegel een rond grondvlak heeft.

Slide 20 - Tekstslide

8.2B - De inhoud van een kegel
De formule is hetzelfde als bij een piramide:


inhoud kegel =          × opp. grondvlak × hoogte


Voorbeeld: bereken de inhoud van deze kegel.

Slide 21 - Tekstslide

8.2B - De inhoud van een kegel
inhoud kegel =          × opp. grondvlak × hoogte

geeft

inhoud kegel =         × π × straal× hoogte




Slide 22 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:
8.2B


Slide 23 - Tekstslide

8.3AB - Vergrotingsfactor

Slide 24 - Tekstslide

8.3AB - Vergrotingsfactor
Het schilderij op de afbeelding wordt met een factor × 2 vergroot.

De afbeelding waar je mee begint, 
noem je het origineel.  Datgene
wat je daarna krijgt, noem je het 
beeld.

De vergrotingsfactor krijgt vaak
de letter k.


Slide 25 - Tekstslide

8.3AB - Vergrotingsfactor
Het origineel wordt met de factor ×2 vergroot. Alle zijden van de vergroting (het beeld), worden dan ook ×2 zo groot!


Dus de lengte en breedte van 
het beeld worden.....

 

Slide 26 - Tekstslide

8.3AB - Vergrotingsfactor berekenen
Je moet ook andersom kunnen, dus de vergrotingsfactor (k) zelf berekenen. Hiervoor gebruik je de formule:


k = 

afmeting beeld
overeenkomstige afmeting origineel
_______________

Slide 27 - Tekstslide

8.3AB - Vergrotingsfactor berekenen
In het museum staan twee standbeelden van een identieke dinosaurus. Het origineel heeft een hoogte van 1,9 meter, en het grote beeld heeft een hoogte van 2,8 meter. Wat is de vergrotingsfactor?

k =
afmeting beeld
overeenkomstige afmeting origineel
_______________

Slide 28 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:

8.3A
8.3B

Slide 29 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten

Slide 30 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
Herhaling: vergrotingsfactor, wat was het ook alweer?


Wat is de vergrotingsfactor,
als de linker driehoek wordt
vergroot volgens afbeelding?

Slide 31 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
De vergrotingsfactor (k) is hier
gelijk aan 2

Als je de driehoek vergroot, dan
verandert ook de oppervlakte.

Dat gaan wij onderzoeken.


Slide 32 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
opp. A = 6 cm2
opp. B = 24 cm2

Bij vergrotingsfactor 2 wordt de 
oppervlakte 4× zo groot.

Slide 33 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
Rechthoek A hiernaast wordt
vergroot. Hoe groot is de
vergrotingsfactor?


Wat gebeurt er met de oppervlakte?

Slide 34 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
Bij vergrotingsfactor 3 wordt de 
oppervlakte 9× zo groot !

Slide 35 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
samengevat:

Bij vergrotingsfactor 2 wordt de 
oppervlakte 4× zo groot.

Bij vergrotingsfactor 3 wordt de 
oppervlakte 9× zo groot.

Wat valt op?

Slide 36 - Tekstslide

8.4A - Oppervlakte bij vergroten
samengevat:

Bij vergrotingsfactor k wordt
de oppervlakte k2 keer zo groot.

Slide 37 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:

8.4A

Slide 38 - Tekstslide

8.4B - Van oppervlakte naar vergrotingsfactor
Vorige les:
Bij vergrotingsfactor k wordt
de oppervlakte k2 keer zo groot.


Je moet ook andersom kunnen, dus met behulp van de oppervlakte, de vergrotingsfactor berekenen. 


Slide 39 - Tekstslide

8.4B - Van oppervlakte naar vergrotingsfactor
Figuur A heeft een oppervlakte van 3 cm2.

Deze figuur wordt vergroot, en dit
geeft figuur B. Figuur B heeft een
oppervlakte van 12 cm2.

Wat is de vergrotingsfactor?

Slide 40 - Tekstslide

8.4B - Van oppervlakte 
naar vergrotingsfactor
De kleine driehoek wordt vergroot, waardoor
je de grote driehoek rechtsonder krijgt.

De kleine driehoek heeft een oppervlakte
van 12 cm2. De grote driehoek heeft
een oppervlakte van 75 cm2.

Bereken de vergrotingsfactor.

Slide 41 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:

8.4B

Slide 42 - Tekstslide

8.5A - Van vergrotingsfactor naar inhoud
De chocoladereep hiernaast heeft de vorm van een balk.
De chocoladereep is 2 cm dik, 5 cm breed en 10 cm lang.
a. Bereken de inhoud van de chocoladereep in cm3.

De chocoladereep wordt vergroot met factor 2
b. Wat worden de nieuwe afmetingen?
c. Bereken de inhoud van de grote reep. Hoeveel keer zo groot is de inhoud geworden?

Slide 43 - Tekstslide

8.5A - Van vergrotingsfactor naar inhoud
Het prisma hiernaast heeft een grondvlak met zijden
van 4 cm, en een hoogte van 10 cm.

a. Bereken de inhoud van het prisma in cm3.

Het prisma wordt vergroot met factor 3.
b. Wat worden de nieuwe afmetingen?
c. Bereken de inhoud het grote prisma. Hoeveel keer
zo groot is de inhoud geworden?

Slide 44 - Tekstslide

8.5A - Van vergrotingsfactor naar inhoud
samengevat:

Bij vergrotingsfactor 2 wordt de 
inhoud 8× zo groot.

Bij vergrotingsfactor 3 wordt de 
inhoud 27× zo groot.

Wat kun je afleiden uit deze getallen?

Slide 45 - Tekstslide

8.5A - Van vergrotingsfactor naar inhoud
samengevat:

Bij vergrotingsfactor k wordt
de inhoud k3 keer zo groot.

Slide 46 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:

8.5A

Slide 47 - Tekstslide

8.5B - Van inhoud naar vergrotingsfactor
Vorige les:

Bij vergrotingsfactor k wordt
de inhoud k3 keer zo groot.

De kleine chocoladereep met inhoud van 100 cm3, wordt vergroot met een factor 2,5. Wat wordt de inhoud van de nieuwe reep?

Slide 48 - Tekstslide

8.5B - Van inhoud naar vergrotingsfactor
Bij vergrotingsfactor k wordt de inhoud k3 keer zo groot.

Je kunt dus, met de vergrotingsfactor, de nieuwe inhoud berekenen.



Andersom moet jij ook kunnen!  Dus: met de nieuwe inhoud, de vergrotingsfactor berekenen.


Slide 49 - Tekstslide

8.5B - Van inhoud naar vergrotingsfactor
Een kleine lolly heeft een inhoud van 34 cm3, met
een diameter van 4 cm.

De gigantische lolly is een vergroting van de kleine lolly 
met een inhoud van 2176 cm3.

Wat is de vergrotingsfactor? Bereken daarvoor eerst hoeveel keer de inhoud groter is geworden.

Slide 50 - Tekstslide

Zelfwerkzaamheid - H8
Maak nu:

8.5B

Slide 51 - Tekstslide