Verdieping doelgroepen

Verdieping doelgroepen
Les 3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verdieping doelgroepen
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel % van de Nederlandse bevolking heeft en verstandelijke beperking
A
5
B
10
C
12
D
15

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij het adaptieve vermogen

Slide 3 - Woordweb

Dat zijn de vermogens/competenties die een cliënt nodig heeft om zelfstandig zijn leven in te kunnen richten. Denk aan zelfstandig beslissingen kunnen nemen en voor jezelf zorgen. Het adaptieve vermogen wordt bepaald door conceptuele, sociale en praktische vaardigheden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met de term EMB
A
Erg meervoudige beperkt
B
eenvoudig meervoudig beperkt
C
ernstig meervoudige beperking
D
ernstig motorische beperkt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er niet bij een EMB?
A
ernstig verstandelijk beperkt
B
lichamelijke problemen
C
zintuigelijke problemen
D
financiële problematiek

Slide 6 - Quizvraag

ABC samen
wat is GEEN kenmerk van MVB/EMB?
A
goed in omgang met dieren
B
moeite met socialisatie
C
slechte eters
D
slechte zelfzorg

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN oorzaak van EMB?
A
Aangeboren stofwisselingsziekte
B
Hersenbeschadiging
C
Genetische gezondheid
D
Neurologische aandoening

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke gezondheidsproblemen hebben mensen met EMB extra kans?
A
Epilepsie
B
Slaapstoornissen
C
Slikproblemen
D
Luchtweginfecties

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er verstoord als het gaat om prikkelverwerking bij mensen met EMB?
A
Hersenfunctie
B
Zenuwfunctie
C
Gewrichtsfunctie
D
Bloedfunctie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ontwikkelingsleeftijd van iemand met EMB is?
A
1 jaar
B
2 jaar
C
3 jaar
D
4 jaar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zintuigen prikkel je bij een EMB-cliënt wanneer je snoezelt?
A
Emotie, zien, bewegen, ruiken, proeven, horen
B
Dansen, observeren, voelen, proeven, genieten, lachen
C
Zien, bewegen, voelen, ruiken, proeven, horen
D
Zien, horen, voelen, ruiken, tasten, proeven

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar ligt de nadruk op bij het verzorgen van een cliënt met een EMB
A
zelfredzaamheid
B
kwaliteit van leven
C
aanleren vaardigheden
D
pijnbestrijding

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ondersteun/begeleid je een cliënt met een EMB?

Slide 14 - Open vraag

Houd je communicatie simpel. Maak gebruik van gebaren, een aanwijsboek of laat zien wat je bedoelt. Let zelf goed op de signalen die de cliënt uit, want deze kunnen heel subtiel zijn. Bijvoorbeeld een klein hoofdknikje naar links als hem iets niet bevalt.

Wat betekent co-morbiditeit?
A
Comorbiditeit betekent dat je één of meer (chronische) aandoeningen hebt naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat.
B
Comorbiditeit betekent dat je een (chronische) aandoeningen hebt naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat.
C
Mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben een aanzienlijk kortere levensduur dan mensen die dat niet hebben.
D
Geen van allen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij wie komt de comorbiditeit verstandelijke beperking en verslaving voor?
A
Zwakbegaafd
B
EMB
C
LVB
D
zeer ernstig verstandelijk beperkt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom komt de comorbiditeit verstandelijke beperking en verslaving het meest voor bij LVB?

Slide 17 - Open vraag

Een LVB zorgt ervoor dat cliënten minder zelfcontrole ervaren, verleidingen minder goed kunnen weerstaan en beïnvloedbaar zijn. Hierdoor raken ze sneller verslaafd aan alcohol of drugs dan cliënten zonder een LVB. Zij hebben ook nog eens minder kennis van deze verslavende middelen en weten niet goed wanneer het gebruik een probleem wordt.
Hoe begeleid je iemand met een LVB en verslaving?

Slide 18 - Open vraag

vaak grote gevolgen ook op financieel vlak
Zelfde behandeling als iemand zonder LVB
Begeleiding en behandeling aanpassen aan het niveau en specifieke kenmerken van de cliënten met en LVB
Alleen cliënten met een licht tot matig verstandelijke beperking kunnen een depressieve stemmings- of angststoornis krijgen!
ja
nee

Slide 19 - Poll

Dit was vroeger wel het geval, men dacht toen dat je voor het hebben van depressieve gedachten je een bepaald cognitief vermogen moest hebben
Hoe kun je herkennen dat een cliënt met een EVB een depressieve stemmingsstoornis heeft?

Slide 20 - Open vraag

gedragsveranderingen
Waaruit bestaat de ondersteuning die je geeft aan een cliënt met LVB en een psychisch probleem?
A
afgestemd op niveau
B
observatie gedragsveranderingen
C
overvragen
D
rapporteren

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een neurocognitieve stoornis?
A
Een aandoening die het geheugen aantast.
B
Een aandoening die geen invloed heeft op de hersenen.
C
Een aandoening die de spierfuncties aantast.
D
Een aandoening die het functioneren van de hersenen aantast

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een neurocognitieve stoornis is goed te herkennen bij een cliënt met een verstandelijke beperking
ja
nee

Slide 23 - Poll

Een neurocognitieve stoornis is moeilijk te herkennen bij cliënten met een verstandelijke beperking. Het is namelijk altijd de vraag welke problemen veroorzaakt worden door de verstandelijke beperking en welke door de eventuele aanwezigheid van een neurocognitieve stoornis. 

Wat is een gevolg zijn van een neurocognitieve stoornis?
A
minder eetlust
B
zwaarder worden
C
beperking zelfstandigheid
D
hyperactiviteit

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Boom Mensen
Hoofdstuk 19, paragraaf 19.2.
Opdracht 4. Cliënten met een verstandelijke beperking                                   
Opdracht 9. EMB
Opdracht 13. Bijkomende problemen
Opdracht 14. De praktijk
Hoofdstuk 19, paragraaf 19.1.
Opdracht 1. De oorzaak
Opdracht 2. Een cliënt
Opdracht 3. De diagnoses
Opdracht 7. Cliënten met problemen



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies