Bewerkingen met breuken

Lesdoel 1:

Ik kan ongelijknamige breuken bij elkaar optellen. 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel 1:

Ik kan ongelijknamige breuken bij elkaar optellen. 

Slide 1 - Tekstslide

Concept (1):
Breuk: 
Een deel van een geheel. 1/4 betekent 1 deel van iets dat in 4 stukken is verdeeld. Het bovenste getal van een breuk noem je de teller, het onderste getal de noemer. 
Ongelijknamig:
Als de noemers (het onderste getal) bij 2 breuken verschillend zijn, dan zijn de breuken ongelijknamig. 
1/3 en 1/6 zijn ongelijknamig, want de noemers zijn verschillend.  Deze breuken kun je NIET bij elkaar optellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Concept (2):
Gelijknamig maken: 
Ervoor zorgen dat twee breuken allebei dezelfde noemer hebben. 

Kijk naar het volgende filmpje om te zien
 hoe je twee breuken gelijknamig maakt: 

Slide 3 - Tekstslide

Vaardigheid:
(Schrijf deze stappen voor jezelf op)
  1. Schrijf de som op
  2. Tel eerst de helen bij elkaar op. Dus in de som 1 1/4+ 2 1/2 = doe je eerst 1+2, daarna ga je verder met 1/4+1/2
  3. Maak de breuken gelijknamig
  4. Tel de tellers bij elkaar op 1/4 + 2/4 = 3/4 
  5. Tel de helen en de breuk bij elkaar op. Dit is je antwoord.
    Dus 3 + 3/4= 3 3/4

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Nu ben jij aan de beurt!
Reken de sommen op de volgende pagina's uit en vul het antwoord in.

Vul alleen het antwoord in. Als er hele getallen inzitten, doe dan een spatie tussen het hele getal en de breuk.

Slide 6 - Tekstslide

1/3 + 2/5 =

Slide 7 - Open vraag

1 1/3 +3 2/7 =

Slide 8 - Open vraag

Maak nu som 4
Maak alleen de plussommen. De minsommen komen zometeen. 

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel 2:
Ik kan ongelijknamige breuken van elkaar aftrekken. 

Slide 10 - Tekstslide

Concept (1):
Breuk:
Een deel van een geheel. 1/4 betekent 1 deel van iets dat in 4 stukken is verdeeld. Het bovenste getal van een breuk noem je de teller, het onderste getal de noemer.
Ongelijknamig:
Als de noemers (het onderste getal) bij 2 breuken verschillend zijn, dan zijn de breuken ongelijknamig.
1/3 en 1/6 zijn ongelijknamig, want de noemers zijn verschillend. Deze breuken kun je NIET van elkaar aftrekken. 

Slide 11 - Tekstslide

Concept (2):
Gelijknamig maken:
Ervoor zorgen dat twee breuken allebei dezelfde noemer hebben.

Kijk naar het volgende filmpje om te zien
 hoe je twee breuken gelijknamig maakt:

Slide 12 - Tekstslide

Vaardigheid:
(Schrijf deze stappen voor jezelf op)
  1. Schrijf de som op
  2. Trek eerst de helen van elkaar af. Dus in de som 2 1/2 - 1 1/4 = doe je eerst 2-1, daarna ga je verder met 1/2-1/4 
  3. Maak de breuken gelijknamig 
  4. Trek de tellers van elkaar af 2/4 - 1/4 = 1/4  
  5. Tel de helen en de breuk bij elkaar op. Dit is je antwoord. 
    Dus 1 + 1/4= 3 1/4

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Nu ben jij aan de beurt!
Reken de sommen op de volgende pagina's uit en vul het antwoord in.

Vul alleen het antwoord in. 

Slide 15 - Tekstslide

2/5 - 1/3 =

Slide 16 - Open vraag

1/3 - 2/7 =

Slide 17 - Open vraag

Maak nu som 3
Je kunt nu ook de minsommen maken. 

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoel 3:
Ik kan een heel getal vermenigvuldigen met een breuk (en dus ook 2 breuken met elkaar vermenigvuldigen).

Slide 19 - Tekstslide

Concept:
Breuk:
Een deel van een geheel. 1/4 betekent 1 deel van iets dat in 4 stukken is verdeeld. Het bovenste getal van een breuk noem je de teller, het onderste getal de noemer.

Vermenigvuldigen:
Dan reken je een x-som uit. 

Slide 20 - Tekstslide

Vaardigheid:
(Schrijf deze stappen voor jezelf op)
  1. Schrijf de som op.
  2. Maak van het hele getal een breuk door er 'eenden' van te maken. Het

     getal 6 wordt dan            en 8 wordt

  3. De som 3 x 1/4 wordt dan dus 3/1 x 1/4
  4. Vermenigvuldig de tellers met elkaar en vermenigvuldig de noemers met elkaar. Ik doe dus 3x1 (de tellers) en 1x4 (de noemers) en dat is dan 3/4
  5. Vereenvoudig de breuk als dat nodig is. 
16
18

Slide 21 - Tekstslide

Stap 1: schrijf de som op
  x  6  =

43

Slide 22 - Tekstslide

Stap 2 en 3: maak van het hele getal een breuk door er eenden van te maken. 
x 6  wordt dan 


43
43
16

Slide 23 - Tekstslide

Stap 4: Vermenigvuldig de tellers met elkaar en vermenigvuldig de noemers met elkaar
x                   = 
43
16
418

Slide 24 - Tekstslide

Stap 5: vereenvoudig de breuk als dat nodig is.
De breuk              kan ik vereenvoudigen. De 4 past 4x in 18 

(want 4x4=16) en dan houd ik er 2 over, dus 4       

Dat kan ik nog verder vereenvoudigen tot 4 
418
42
21

Slide 25 - Tekstslide

Nu ben jij aan de beurt!
Reken de sommen op de volgende pagina's uit en vul het antwoord in.

Slide 26 - Tekstslide

2/5 x 4 =

Slide 27 - Open vraag

3/7 x 1/6 =

Slide 28 - Open vraag

Maak nu som 5

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoel 4:
Ik kan een breuk delen door een heel getal.

Slide 30 - Tekstslide

Concept:
Breuk:
Een deel van een geheel. 1/4 betekent 1 deel van iets dat in 4 stukken is verdeeld. Het bovenste getal van een breuk noem je de teller, het onderste getal de noemer.

Delen:
Dan reken je een : som uit. 

Slide 31 - Tekstslide

Vaardigheid:
(Schrijf deze stappen voor jezelf op)
  1. Schrijf de som op.
  2. Vermenigvuldig zowel de teller als de noemer met het hele getal.
  3. Je kunt nu de teller delen door het hele getal. 
  4. Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.

Slide 32 - Tekstslide

Stap 1: schrijf de som op
: 6
43

Slide 33 - Tekstslide

Stap 2: Vermenigvuldig zowel de teller als de noemer met het hele getal
: 6 

Ik doe 3x4=12/4 = 3
 en 6x4=24
3 : 24 = 3/24 = 1/8
43

Slide 34 - Tekstslide

Stap 4: Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.
3/24 = 1/8 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Nu ben jij aan de beurt!
Reken de sommen op de volgende pagina's uit en vul het antwoord in.

Slide 37 - Tekstslide

2/3 : 6 =

Slide 38 - Open vraag

4/7 : 3 =

Slide 39 - Open vraag

Maak nu vraag 6 en 7

Slide 40 - Tekstslide

Lesdoel 5:
Ik kan een heel getal delen door een breuk. 

Slide 41 - Tekstslide

Concept:
Breuk:
Een deel van een geheel. 1/4 betekent 1 deel van iets dat in 4 stukken is verdeeld. Het bovenste getal van een breuk noem je de teller, het onderste getal de noemer.

Delen:
Dan reken je een : som uit. 

Slide 42 - Tekstslide

Vaardigheid:
(Schrijf deze stappen voor jezelf op)
  1. Schrijf de som op.
  2. Vermenigvuldig het hele getal met de noemer.
  3. Deel het antwoord dat je krijgt door de teller. 
  4. Het getal dat eruit komt is je antwoord. 

Slide 43 - Tekstslide

Stap 1: schrijf de som op
6 : 
43

Slide 44 - Tekstslide

Stap 2: Vermenigvuldig het hele getal met de noemer.
6 : 

Ik doe 6 x 4 = 24
43

Slide 45 - Tekstslide

Stap 4: Deel het antwoord dat je krijgt door de teller. 
6 :                                              Ik doe 6 x 4 = 24
                  Ik deel dit getal door de teller:
                                                  Ik doe 24 : 3 = 8
Het antwoord op deze som is dus 8. 
43

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Nu ben jij aan de beurt!
Reken de sommen op de volgende pagina's uit en vul het antwoord in.

Slide 48 - Tekstslide

7 : 1/2 =

Slide 49 - Open vraag

8 : 2/5 =

Slide 50 - Open vraag

Maak nu som 7
Heb je som 1 t/m 7 af, kijk dan op het bord wat je kunt doen.

Slide 51 - Tekstslide