3.3 Massa deel 2

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg en opdrachten afgewisseld (in totaal zijn er 16 opdrachten)
  • Evaluatie



Beluister mij
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg en opdrachten afgewisseld (in totaal zijn er 16 opdrachten)
  • Evaluatie



Beluister mij

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Leerdoelen
Je kan  rekenen met  massaverhoudingen

Je kan de massa van een molecuul berekenen met behulp van de atoom-massa’s uit het PS. 

Je kan de massapercentage van een atoom in een molecuul berekenen.

Je kan zelf bij een chemische reactie de massaverhouding afleiden uit de molecuulmassa’s.

Beluister mij

Slide 3 - Tekstslide

Massaverhouding
Eerst even herhalen hoe je daar ook alweer mee rekent.

Het werkt het beste om de open vragen in je schrift te maken. 

Slide 4 - Tekstslide

De volgende vraag gaat over de verbranding van een metaalpoeder

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
Fijn verdeeld aluminium is zeer brandbaar.
Bij de verbranding reageert aluminium met zuurstof.
Uit 0,054 gram aluminium ontstaat 0,102 gram aluminium oxide.
Geef het reactieschema in woorden.

Slide 6 - Open vraag

Opdracht b
Uit 0,054 gram aluminium ontstaat dus 0,102 gram aluminium oxide.
Het reactie schema is:
aluminium (s) + zuurstof (g) -> aluminiumoxide (s)
Bereken hoeveel zuurstof er heeft gereageerd.

Slide 7 - Open vraag

aluminium (s) + zuurstof (g) -> alumiuniumoxide (s)
0,054 0,048 0,102
Deze massaverhouding geldt ook voor de elektrolyse van gesmolten aluminiumoxide. Bereken hoeveel ton aluminium gemaakt kan worden uit 1,0 ton (=1000 kg) alumiunmoxide

Slide 8 - Open vraag

Nog lastig?
In Learnbeat onder 3.3 staat een werkblad met de naam: 
Oefen dit!

Slide 9 - Tekstslide

Massapercentage 
Je gaat nu leren hoe je de massapercentage van een atoom in een molecuul kan berekenen

Slide 10 - Tekstslide


De atoommassa
(of atoomgewicht) meet je niet in gram
maar met de eenheid
unit afkorting: u

De massa van een H-atoom = 1,008 u
 
1u=1,661024g
1u=0,00000000000000000000000166g

Slide 11 - Tekstslide

Welk atoom is zwaarste? Een waterstofatoom, een magnesiumatoom of een zuurstofatoom?

Gebruik het kaartje van het PS.
A
waterstofatoom
B
magnesiumatoom
C
zuurstofatoom

Slide 12 - Quizvraag

Bereken de massa van een zuurstofmolecuul.

Slide 13 - Open vraag

Herhaling: MOLECUUL MASSA
Bereken mbv het PS kaartje de massa van:
a) b) 2 c) 3


Slide 14 - Open vraag

Massapercentage
Nu je de massa's van atomen en moleculen kan berekenen, kunnen we ook het massa% van een atoom in een molecuul berekenen.... :) 

Slide 15 - Tekstslide

vb: Bereken het massapercentage 
koolstof in koolstofdioxide
Massa CO2 = 1 x C en 2 x O
      dus:              1 x 12,01 + 2 x 16,00 = 44,01 u

formule =                                      dus 

De massapercentage koolstof in koolstofdioxide is 27,29% 
geheeldeel100
44,0112,01100=27,29
Uitleg van deze slide

Slide 16 - Tekstslide

Bereken het massapercentage zuurstof in:
A) tip:
B)
C)
C2H6O
CO2
NO
geheeldeel100
geheeldeel100
geheeldeel100

Slide 17 - Open vraag

Massaverhouding 
Je gaat nu leren hoe je zelf de massaverhouding kan afleiden uit de molecuulformules bij de reactievergelijking

Slide 18 - Tekstslide

 We gaan nu kijken naar de massa van de moleculen bij een chemische reactie. 
Voorbeeld 1:   koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g)
                                    C(s)        +           O2 (g)    ->     CO2(g)

We berekenen van alle drie de moleculen de massa:
          C                              O2                                            CO2 
                                           2 x 16,00                               1x 12,01 + 2 x 16,00 
       12,01 u                       = 32,00 u                             = 44,01 u


Dat is weer de wet van behoud van massa!

Uitleg van deze slide

Slide 19 - Tekstslide

vervolg voorbeeld 1
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g)
C (s) + O2 (g) -> CO2 (g)

12,01 u     +    32,00 u      =   44,01 u

Conclusie:
Het aantal atomen links en rechts van de pijl is gelijk 
De massa links en rechts van de pijl is gelijk



Slide 20 - Tekstslide

We weten nu:

12,01 u + 32,00 u = 44,01 u
Je kunt de massa's ook omzetten in een verhouding.
Welke massaverhouding voor is juist?
C(s)+O2(g)>CO2(g)
C:O2
A
1,0 : 2,0
B
1 : 1
C
1,00 : 2,66

Slide 21 - Quizvraag

Uitleg van het antwoord op de vorige vraag
                                    koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g)
                                                      C (s)   +   O2 (g)   ->   CO2 (g)
                                                   12,01 u       32,00 u               
massaverhouding               1,00      :      2,66                                               

Slide 22 - Tekstslide

Bij de reactie reageren koolstof en zuurstof dus in de massaverhouding 1,00 : 2,66.

Als je 5,00 gram koolstof wil laten reageren, hoeveel gram zuurstof heb je dan nodig?

C(s)+O2(g)>CO2(g)
A
5,00 g zuurstof
B
13,3 gram zuurstof
C
2,66 gram zuurstof

Slide 23 - Quizvraag

IJzeroxide


 Je gaat net zo'n soort berekening maken voor de vorming van roodbruin ijzeroxide.

Uitleg van deze slide

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht a.
Maak een kloppende reactievergelijking voor de reactie van ijzer met zuurstof.
Er ontstaat ijzeroxide, (FeO(s)).

Slide 25 - Open vraag

Opdracht 1b

Reactievergelijking:
Zet onder elke formule de massa.
Uitleg van deze opgave

Slide 26 - Open vraag

Opdracht 1c.
We hebben nu:
massa's: 111,70 u 32,00 u 143,70 u

Hoe kan je nu zien of aan de Wet van Behoud van massa voldaan is?

Slide 27 - Open vraag

Opdracht 1d. Stel je wil 100 gram ijzeroxide maken.
Bereken hoeveel ijzer en hoeveel zuurstof je nodig hebt.

111,70 u 32,00 u 143,70 u
? gram ? gram 100 gram
Uitleg van deze opgave

Slide 28 - Open vraag

Topper!       Goed bezig!
Goed dat je tot zover bent gekomen.

Wil je meer oefenen met massaverhoudingen; bekijk dan de volgende slides over salmiak.

Begrijp je het wel? Ga dan door naar slide 32

Slide 29 - Tekstslide

De volgende vraag gaat over de vorming van salmiak

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 2a.

Maak een kloppende reactievergelijking voor de vorming van salmiak
uit waterstofchloride (g) en ammoniak.

Slide 31 - Open vraag

Opdracht 2b

Reactievergelijking:
Zet onder elke formule de massa.

Slide 32 - Open vraag

Opdracht 2c. Je laat 9,0 gram waterstofchloride reageren.
Bereken hoeveel ammoniak je nodig hebt en hoeveel salmiak er ontstaat.

36,46 u 17,02 u 53,48 u
9,0 gram ? gram ? gram

Slide 33 - Open vraag

Yes, je hebt de les nu bijna afgerond ...

 

in de volgende dia ga je verder met de evaluatie.



Slide 34 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 35 - Open vraag

Schrijf één of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 36 - Open vraag

Aan de slag 
Ga dan aan de slag met het werkblad in Learnbeat onder 3.3, 
'werkblad molecuulmassa, molecuulpercentage en verhoudingen'

Dit is huiswerk voor volgende week, 11 feb 
Moeilijk?! Kom naar de flex!

Zorg dat je voor de volgende les in huis hebt: 5 eieren, pak suiker, zakje vanille suiker, snuf zout, bloem, en een pakje boter:) Dat wordt smullen!

Slide 37 - Tekstslide

EINDE

Slide 38 - Tekstslide