6. Veiligheid

6. Veiligheid
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek en een pen voor je

Startvraag: wat gebeurt er bij kortsluiting?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6. Veiligheid
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek en een pen voor je

Startvraag: wat gebeurt er bij kortsluiting?

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Korte herhaling paragraaf 1.3 (rekenen met vermogen en energie)

Paragraaf 1.4 over veiligheid met elektriciteit.
Je kan antwoord geven op de vragen:
- Wat is dubbele isolatie?
- Wat is een zekering?
- Waarvoor worden een aardlekschakelaar en randaarde gebruikt?

Slide 2 - Tekstslide

Welke letter is het symbool voor de grootheid 'stroomsterkte'?
A
P
B
A
C
I
D
U

Slide 3 - Quizvraag

De grootheden spanning, stroomsterkte, vermogen en energieverbruik laten we in formules zien met letters:
Spanning = U
Stroomsterkte = I
Vermogen = P
Energieverbruik = E

Slide 4 - Tekstslide

Met welke formule bereken je het vermogen van een apparaat?

Slide 5 - Open vraag

Vermogen = spanning x stroomsterkte

In letters:
P = U x I

Het vermogen meet je in Watt (W)

Slide 6 - Tekstslide

Welke eenheid gebruiken we voor energieverbruik?
A
Watt
B
Kilowattuur
C
Ampère
D
Omega

Slide 7 - Quizvraag

Grootheden met symbool en eenheid
Grootheid
Symbool
Eenheid
Spanning
U
Volt
Stroomsterkte
I (hoofdletter i)
Ampère
Vermogen
P
Watt
Verbruik
E
Kilowattuur (kWh)

Slide 8 - Tekstslide

Een lamp met een spanning van 2,5 V heeft een vermogen van 15 W. Hoe groot is de stroomsterkte die bij deze lamp hoort?

Slide 9 - Open vraag

We kennen de formule:
P = U x I

Wil je I berekenen met P en U, dan doe je dus:
I = P / U

Slide 10 - Tekstslide

Veiligheid
Waarom gevaar?
Een menselijk lichaam geleidt stroom erg goed - het biedt weinig weerstand aan de stroom.

Weerstand betekent: hoe makkelijk of moeilijk stroom ergens doorheen gaat.

Slide 11 - Tekstslide

Daarom hebben apparaten goede isolatie. Soms dubbele isolatie: dan zijn de draden geïsoleerd én de buitenkant van het apparaat zelf ook.

Dubbele isolatie herken je aan dit symbool:

Slide 12 - Tekstslide

Geleerd in paragraaf 2:
De maximale stroomsterkte op een groep in huis, is 16 Ampère.

Als die stroomsterkte groter wordt, zorgt de zekering van de groep dat de boel wordt uitgeschakeld.

Slide 13 - Tekstslide


Meer herhaling:
Verschillende kleuren draden in huis.
Fasedraad = spanning
Nuldraad = geen spanning
Schakeldraad = aan/uit

Als er tussen de fase- en nuldraad verschil is in stroom (lekstroom), schakelt aardlekschakelaar het uit.

Slide 14 - Tekstslide

Als een apparaat met geleidende buitenkant (van metaal) onder stroom komt te staan, zorgt de aarddraad dat er via de randaarde een flinke lekstroom gaat lopen - de stroom in de groep wordt dan uitgeschakeld.

Slide 15 - Tekstslide

Samengevat
- Dubbele isolatie is zowel de draden zelf, als het omhulsel isoleren
- Een zekering checkt of er teveel stroom door een groep gaat, en schakelt uit wanneer dat zo is
- De aardlekschakelaar 'ziet' wanneer er een lekstroom is, en schakelt de stroom dan uit
- Een metalen apparaat moet randaarde hebben voor het geval dat er spanning op de buitenkant komt te staan

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maak: paragraaf 1.4, opdrachten 1 t/m 5 en 10.

Hoe: in je boek. Gebruik de tekst van de theorie.
Met wie: je mag rustig overleggen met je buur.
Tot: einde les.
Klaar?
Maken herhalingsvragen bij deze link (Google Forms).

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling
Ga rustig zitten op je plek.
Pak je boek, pen en iPad op tafel.

Startvraag: wat is de stroomsterkte bij het vraagteken?

Slide 18 - Tekstslide

Bij parallelschakeling tel je de stroomsterkte in de losse wegen op tot de totale stroomsterkte.

Op het stuk weg waar alle stroom langskomt wordt 90mA gemeten, in de eerste tak 70mA. In het onderste deel moet de stroomsterkte dus 20mA zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Planning
Klassikaal: maken rekenvraag

Degenen die het nodig hebben: samen rekenen
Degenen die het onder de knie hebben: verder werken

Zelfstandig: maken herhalingsopgaven, zelf nakijken, passende opdrachten online boek maken.

Slide 20 - Tekstslide

Oefenvraag
In een keuken staan een waterkoker en een airfryer aan. Hun totale vermogen is 150 Watt. De stroomsterkte van de airfryer is 0,3 A.

a. Bereken het vermogen van de airfryer.
b. Bereken het vermogen van de waterkoker.
c. Bereken de stroomsterkte door de waterkoker.

Hint: de spanningsbron van beide apparaten is een stopcontact.
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Oefenvraag
a. 69 Watt
b. 81 Watt
c. 0,35 Ampère

Heb ik goed uitgewerkt rekenwerk van je gezien?
Dan maken herhalingsvragen in Forms (link in Teams).
Niet? Dan meedoen met de uitwerking.

Slide 22 - Tekstslide

Herhaling
Maken: herhalingsvragen in Forms.
Na inleveren kan je zelf nakijken.
Fouten bij opgaven:
1 t/m 4 => maken 'Test jezelf' paragraaf 1
5 en 6 => maken 'Test jezelf' paragraaf 2
7 t/m 12 => maken 'Test jezelf' paragraaf 3

Slide 23 - Tekstslide

Opgave 11
Verhaalsom met veel informatie en gegevens in verschillende eenheden.

1. Noteren van de gegevens.
Je weet dat er 3 lampen van 230 V en 0,5 A zijn, een PC van 150 W, dat de tijd 2 uur is, en dat het totale energieverbruik wordt gevraagd in kWh.

Slide 24 - Tekstslide

2. Welke formules zijn nodig?
Je wil weten: energieverbruik. Daarbij hoort:
E = P x t
Je moet daarvoor óók weten: het vermogen van de lampen. Daarbij hoort:
P = U x I

Slide 25 - Tekstslide

3. Invullen van de formules
Eerst: vermogen van de lampen.
Voor 1 lamp:
P = 230 x 0,5 = 115 W
Voor 3 lampen: 115 x 3 = 345 W

Slide 26 - Tekstslide

3. Invullen van de formules
Dan: berekenen van totale vermogen in de juiste eenheid. Dat is kilowatt.
Vermogen lampen + vermogen PC = 345 + 150 = 495 Watt.
Dat is 0,495 kW.

Slide 27 - Tekstslide

3. Invullen van de formules
Tot slot: invullen formule energieverbruik.
E = P x t
E = 0,495 kW x 2 uur = 0,99 kWh

Slide 28 - Tekstslide

Ga naar deze link.

Bouw dit schakelschema na. >>
Beantwoord de vragen:
1. Wat is de spanning van de batterij?
2. Hoeveel spanning staat er op lampje 2?
3. Wat is het vermogen van lampje 2?

Slide 29 - Tekstslide

De spanningsmeter is parallel geschakeld. Hij meet alleen de spanning (het aantal volkorenbroodjes) van dat lampje.

De stroommeter is in serie geschakeld. Hij meet de stroomsterkte (het aantal auto's) in de 'straat' waar het lampje staat.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe groot is het vermogen?
Gegeven:
U = 4,50 V
I = 0,45 A
Gevraagd: P in Watt
Formule: P = U x I
Invullen: P = 4,50 V x 0,45 A = 2,0 W

Slide 31 - Tekstslide