Spelling les 2

4vm
Spelling
bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4vm
Spelling
bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Je kan van een voltooid deelwoord ook een bijvoeglijk naamwoord maken. Hier zijn een aantal regels voor.

Vaak hoef je er alleen een -e achter te zetten:
Het huis is verband --> het verbrande huis
De opdracht is verplicht --> de verplichte opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Bij een lange klank schrijf je één klinker.

De foto is vergroot --> de vergrote foto
De trein is verlaat --> de verlate trein

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je een medeklinker toevoegen, want anders spreek je het woord verkeerd uit.

De muur is gewit --> de gewitte muur
De jongen is gered --> de geredde jongen

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Soms verandert er niets.

De kip is gebraden --> de gebraden kip
De broek is gewassen --> de gewassen broek

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Bijna alle zelfstandig naamwoorden kan je in het meervoud zetten. Hiervoor heb je een aantal regels.
De meeste zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud een -s of -en aan het einde.
Regel --> regels
Balie --> balies
Groep --> groepen

Slide 6 - Tekstslide

Regels meervoud
Soms schrijf je bij het meervoud een –'s. Dat doe je dan om een verkeerde uitspraak te voorkomen. Bij woorden die eindigen op een heldere klinker: -a, -i, -o, -u of –y schrijf je een –'s.
lama - lama's
ski - ski's
accu - accu's
baby - baby's

Slide 7 - Tekstslide

Regels meervoud
Let op: woorden die eindigen op –ay, -ey of -oy of –eau schrijf je wel met een -s aan het woord vast. Je kunt het namelijk niet verkeerd uitspreken.
 
spray - sprays
cowboy - cowboys
cadeau - cadeaus

Slide 8 - Tekstslide

Regels meervoud
Woorden op –ee kunnen zowel op –s eindigen als op –ën
 
zee - zeeën
fee - feeën
abonnee - abonnees
dominee - dominees

Slide 9 - Tekstslide

Regels meervoud
Woorden op een –ie zijn een beetje lastig. Ze kunnen zowel op –s eindigen als op –(ë)n. Als de klemtoon wèl op de laatste lettergreep valt, krijg je wèl –en aan het woord vast.
industrie - industrieën           knie - knieën
 
Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijg je geen extra -e, maar komt het trema op de laatste -e.
porie - poriën                                bacterie - bacteriën

Slide 10 - Tekstslide

Regels meervoud
Bij sommige zelfstandig naamwoorden moet je een klinker weghalen of een medeklinker toevoegen.

vraag --> vragen
boot --> boten

kat --> katten
Blik --> blikken

Slide 11 - Tekstslide

Regels meervoud
Sommige zelfstandig naamwoorden hebben een meervoud dat niet volgens de regels gaat. Meestal hoor je hoe je het meervoud schrijft.

kind --> kinderen
blad --> bladeren
ei --> eieren

Slide 12 - Tekstslide

Regels meervoud
Als het woord dat eindigt op -ik of - es uit meerdere lettergrepen bestaat en de klemtoon valt niet op het laatste gedeelte van het woord, dan moet je bij de laatste lettergreep de medeklinker niet verdubbelen. 

 dommerik - dommeriken
havik - haviken
leeuwerik - leeuweriken
lomperik - lomperiken

Slide 13 - Tekstslide

Regels meervoud
Bij het meervoud van een afkorting krijg je -'s.

cd - cd's
dvd - dvd’s

Slide 14 - Tekstslide

Regels meervoud
Een aantal woorden hebben alleen een enkelvoud of meervoud.

nieuws, hersenen
muziek, wiskunde

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de meervouden van: museum

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: fantasie

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: trolley

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: bikini

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: baby

Slide 20 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: bureau

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: slimmerik

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: lawaai

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: salto

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: televisie

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: karbonade

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het meervoud van: kameel

Slide 27 - Open vraag