VWO2 Chapitre 1 DE deel II

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Maandag gedaan & wat doen we vandaag

D. Grammaire et écrire

- Oefenen Lessonup
- Onregelmatige ww'den
- Opdrachten maken
- Madagascar kijken

Passé composé

De vervoeging van avoir

Passé composé maken

Passé composé vertalen


Maandag deden we regelmatig
En vandaag nog onregelmatig

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd

De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.

                             FR: J'ai mangé.

Het werkwoord hebben (avoir) +
het voltooid deelwoord die erbij hoort.

Wat is de passé composé?

J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst

Verleden tijd: passé composé 

présent

passé composé

Je regarde Netflix

Luc et Sophie parlent français

On a fêté l'anniversaire

Vous avez invité Luc?

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.

Je/j'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

avons

avez

ont

as

a

ai

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Persoonlijk voornaamwoord

Vorm van het hulpwerkwoord avoir

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Een vervoeging van avoir maken

Maak de stam van het werkwoord op -er

Plak 'é' achter de stam

Zoek het onderwerp

Hoe maak je de passé composé?

1. avoir + voltooid deelw.
2. aller + voltooid deelw.
3. faire + voltooid deelw.

Hij heeft gezongen
(in de passé composé)

1. Il a chanté
2. Elle a chanté
3. Il avons chanté
4. Il a chante

Vous - manger

passé composé

1. vous mangez
2. vous avez mangé
3. vous êtes mangé
4. vous mangons

ils - travailler

passé composé

1. ils a travaillé
2. ils avons travaillé
3. ils ont travaillé
4. ils ai travaillé

Let op...

De passé composé van de
werkwoorden avoir, être, faire en prendre is onregelmatig

Zet in de passé composé
Je (faire)

1. J'ai fait
2. J'ai fairé
3. J'avez fu
4. Je avoir fé

Zet in de passé composé
Il (faire)

1. Il a fait
2. Il a fairé
3. Il ont fait

Zet in de passé composé
Elles (être)

1. Elles avez eu
2. Elles ont eu
3. Elles ont été
4. Elles a été

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden avoir, être en faire zijn:

1. avé, êté, faé
2. avoiré, êtré, fairé
3. eu, été, fait
4. a, est, fait

Vandaag herhaling

D. Grammaire et écrire

1. Uit hoeveel delen bestaat
   de passé composé?

2. Bedenkt een voorbeeld.

3. Wat was de uitzondering?