Als je een stijlfiguur verkeerd of onbewust gebruikt, maak je een stijlfout. Je gebruikt het stijlfiguur dan dus niet om het mooi te verwoorden. Je leert twee soorten:
1. Foutief pleonasme: De ballon stijgt omhoog.
Stijgen betekent al omhoog gaan, je zegt dus twee keer hetzelfde en dat is fout.
2. Foutieve tautologie: De winkel is open, maar er is echter niemand.
Je herhaalt hier twee dezelfde woorden, dat is fout.