Stijlfiguren 2

Lesprogramma
  1. 15 minuten lezen.
  2. Voorkennis stijlfiguren. Wat weet je nog?
  3. Verhalen kort bespreken.
  4. Twee nieuwe stijlfiguren.
  5. Schrijf een gedicht.
  6. Kahoot.
timer
15:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
  1. 15 minuten lezen.
  2. Voorkennis stijlfiguren. Wat weet je nog?
  3. Verhalen kort bespreken.
  4. Twee nieuwe stijlfiguren.
  5. Schrijf een gedicht.
  6. Kahoot.
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Overgrootvader is na een kort ziekbed heengegaan.
A
Eufemisme
B
Hyperbool

Slide 2 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Mijn hoofd knalt uit elkaar van de pijn.
A
Eufemisme
B
Hyperbool

Slide 3 - Quizvraag

In welke zin staat een Hyperbool?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter heeft erge honger.

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 5 - Quizvraag

Deze les behandelen we:
Tautologie en pleonasme

Slide 6 - Tekstslide

Tautologie
Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden. De woorden betekenen ongeveer hetzelfde en behoren tot dezelfde woordsoort. 

 Dat weet hij wis en waarachtig wel. 
Zij kenden daar heg noch steg. 
 Hij werd met veel pracht en praal begraven. 
Het hoeft niet alleen maar kommer en kwel te zijn, misschien ontstaan er ook gezellige momenten.

Slide 7 - Tekstslide

Tautologie en pleonasme
In het kort: Een tautologie is een herhaling van een vergelijkbaar woord en een pleonasme herhaalt een eigenschap van een woord. Allebei een soort herhaling dus.

Vaak zijn het stijlfouten, maar ze kunnen ook bewust gebruikt worden om iets kracht bij te zetten.

Slide 8 - Tekstslide

Pleonasme
Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken. 

 In deze witte sneeuw ziet alles er prachtig uit. 
De grijze mist maakt de straat nog troostelozer. 
Het eerste begin is het moeilijkst. 
De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf nu een gedicht waarin je in ieder geval 1x een tautologie laat voorkomen en 1x een pleonasme. 
Het gedicht heeft minimaal 8 regels en mag overal over gaan. Het mag rijmen, maar dat hoeft niet.

Slide 10 - Tekstslide