Woordenschat H2 NN les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

di. 5 apr. - 2m1 - 3e uur

• Herhalen theorie Woordenschat H2
• Bespreken huiswerk opdracht 1 + 2
• Zelfstandig werken aan opdracht 3, 4 en 5
• Leesboek uitzoeken

Doel van deze les:

Aan het einde van de les kan je figuurlijk taalgebruik nog beter herkennen en begrijpen. De betekenis van onbekende uitdrukkingen kan je nu nog beter opzoeken in het woordenboek.

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Hoe vind je de betekenis van een uitdrukking in het woordenboek?

Vonden jullie het huiswerk lastig?

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Wist je (bijna) alle betekenissen van de figuurlijke uitdrukkingen?

1. Ja
2. Nee

Heb je de betekenissen opgezocht in het woordenboek/vandale.nl?

1. Ja
2. Nee
3. Nee, maar wel gevraagd aan iemand die het wist

Nakijken

Controleer je antwoorden goed. Dit is stof die terug kan komen op de SO!

Opdracht 1

1. een wolk van een baby = een gezonde baby
2. in het heetst van de strijd = middenin een ruzie
3. met vlag en wimpel = glansrijk 
4. een boom van een vent = een grote man

Opdracht 2 

vraag 1

1. verstrikt - gevangen
2. ingewanden - binnenste delen van het lichaam
3. vastberaden - zeker van zichzelf
4. gevaarte - groot ding met soms vreemde vorm
5. barrière - versperring
6. brein - (fig.) slim persoon
7. weerstaan - standhouden (in)
8. installatie - combinatie van technische toestellen

Opdracht 2

Vraag 2: 

Met ‘plastic soep’ wordt bedoeld dat er allemaal plastic afval in de zee drijft als een soort soep.

Vraag 3: 

• de dupe zijn (al. 1) = het slachtoffer zijn
• spijkers met koppen slaan (al. 4) = krachtig handelen

Opdracht 2

Vraag 4: 

Laat je tekening van de 'oceaanstofzuiger' zien.

Vraag 5:

• het (blijft ‘het’ er ronddrijven, al. 1) --> het afval
  
• Hier (al. 2) --> de voorafgaande zinnen in alinea 2
  
• Hier (al. 3) --> de punt van de barrière
  
• Het (Het blijft een jaar liggen, al. 4) --> een proefmodel van de installatie
  

Opdracht 4 - klassikaal

We maken de opdracht online.

1. een grijze muis = een onopvallende persoon
2. (naar) de haaien (gaan) = vernietigd worden
3. een kei = iemand die ergens goed in is
4. een ster = iemand die ergens in uitblinkt
5. een warm bad =  een prettig, aangenaam gevoel
6. een zacht ei = iemand die alles goed vindt

Zelfstandig werken

Maak opdracht 3, 5 en 6 op NN online = huiswerk voor wo. 6 april

(zie evt. ook blz. 51-53 in je boek)