verhaalanalyse 1

Schrijf drie literaire termen op die je gebruikt bij de verhaalanalyse.
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijf drie literaire termen op die je gebruikt bij de verhaalanalyse.

Slide 1 - Open vraag

Wat gaan we doen?
-   uitleg vier literaire begrippen 
-   lezen kort verhaal (klassikaal)
-   bespreken vragen bij verhaal
  • in tweetallen    

Slide 2 - Tekstslide

belangrijkste literaire termen
 1.   tijd
 2.  ruimte
 3.  perspectief
 4.  personages
(5.  thema en motieven)
(6.   stijl)

Slide 3 - Tekstslide

Welk aspect behoort niet tot het onderdeel 'tijd'
A
verhaalbegin
B
verteltempo
C
vertelstandpunt
D
chronologie

Slide 4 - Quizvraag

tijd
-    historische tijd: wanneer speelt het verhaal zich af?
-    verteltempo: wat is de verhouding tussen verteltijd en de vertelde tijd 
-    chronologie: in welke tijdsvolgorde spelen de gebeurtenissen zich af
-    verhaalbegin en - einde: waar in de vertelde tijd begint en eindigt het verhaal?

Slide 5 - Tekstslide

Welk gevoel roept deze ruimte bij je op?

Slide 6 - Open vraag

ruimte
-     beeldvormend: geeft aan waar het verhaal zich afspeelt zonder dat de ruimte een bijzondere betekenis heeft.
-     sferisch: de ruimte versterkt de sfeer die de schrijver in (dat gedeelte van) het verhaal oproept.
-     symbolisch: de ruimte heeft een diepere betekenis en staat symbool voor de gevoelens van een personage, het thema of iets anders in het verhaal.

Slide 7 - Tekstslide

Welke eigenschap ken je van Jerom?

Slide 8 - Open vraag

personages
-       round character: ontwikkelt zich in de loop van het verhaal
-       flat character: blijft min of meer hetzelfde
-      type: heeft één overheersende eigenschap; verandert niet

Slide 9 - Tekstslide

perspectief of vertelstandpunt
Luister: welk perspectief wordt gebruikt?
 -    ik- verteller: personaal perspectief eerste persoon
-     hij/zij verteller: personaalperspectief derde persoon
-     alwetende verteller: auctoriaal perspectief

-      wisselend perspectief

Slide 10 - Tekstslide

aan het werk
Wat: lezen en praten over verhaal
Waarom: oefenen met verhaalanalyse 
Met wie: in twee- of drietallen 
Tijd: 10 minuten (na klassikaal lezen van verhaal)
Hoe: we lezen het verhaal klassikaal, daarna bespreek je de vragen met elkaar
START LEZEN 'Een biefstuk van het zoete water', van H. Dorrestein

Slide 11 - Tekstslide

Welk perspectief wordt er in het verhaal gebruikt?
A
personaal perspectief, eerste persoon
B
personaal perspectief, derde persoon
C
alwetend perspectief
D
wisselend perspectief

Slide 12 - Quizvraag

opdracht  (10 minuten)
In twee- of drietallen: 
bespreek met elkaar de vragen die je bij het verhaal krijgt.

Slide 13 - Tekstslide

Over welk literair begrip wil je in de volgende les meer uitleg?

Slide 14 - Open vraag