verhaalanalyse 1

Schrijf drie literaire termen op die je gebruikt bij de verhaalanalyse.
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijf drie literaire termen op die je gebruikt bij de verhaalanalyse.

Slide 1 - Open vraag

doel
 Doel verhaalanalyse: je kunt een roman analyseren met behulp van literaire begrippen. 

Lesdoel:
Je kent vier van de belangrijkste literaire termen uit de verhaalanalyse.
Je oefent met het analyseren van een kort verhaal.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-   uitleg vier literaire begrippen 
-   lezen kort verhaal (klassikaal)
-   toepassing begrippen
  • in twee- of drietallen    

Slide 3 - Tekstslide

belangrijkste literaire termen
 1.   tijd
 2.  ruimte
 3.  perspectief
 4.  personages
(5.  thema en motieven)
(6.   stijl)

Slide 4 - Tekstslide

Welk aspect behoort niet tot het onderdeel 'tijd'
A
verhaalbegin
B
verteltempo
C
vertelstandpunt
D
chronologie

Slide 5 - Quizvraag

tijd
-    historische tijd: wanneer speelt het verhaal zich af?
-    verteltempo: wat is de verhouding tussen verteltijd en de vertelde tijd 
-    chronologie: in welke tijdsvolgorde spelen de gebeurtenissen zich af
-    verhaalbegin en - einde: waar in de vertelde tijd begint en eindigt het verhaal?

Slide 6 - Tekstslide

Welk gevoel roept deze ruimte bij je op?

Slide 7 - Open vraag

ruimte
-     beeldvormend: geeft aan waar het verhaal zich afspeelt zonder dat de ruimte een bijzondere betekenis heeft.
-     sferisch: de ruimte versterkt de sfeer die de schrijver in (dat gedeelte van) het verhaal oproept.
-     symbolisch: de ruimte heeft een diepere betekenis en staat symbool voor de gevoelens van een personage, het thema of iets anders in het verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Welke eigenschap ken je van Jerom?

Slide 9 - Open vraag

personages
-       round character: ontwikkelt zich in de loop van het verhaal
-       flat character: blijft min of meer hetzelfde
-      type: heeft één overheersende eigenschap; verandert niet

Slide 10 - Tekstslide

perspectief of vertelstandpunt
Luister: welk perspectief wordt gebruikt?
 -    ik- verteller: personaal perspectief eerste persoon
-     hij/zij verteller: personaalperspectief derde persoon
-     alwetende verteller: auctoriaal perspectief

-      wisselend perspectief

Slide 11 - Tekstslide

aan het werk
Wat: lezen en analyseren verhaal
Waarom: oefenen met verhaalanalyse 
Met wie: in twee- of drietallen 
Tijd: 10 minuten (na klassikaal lezen van verhaal)

Hoe: we lezen het verhaal klassikaal, daarna maak je tweetallen de opdracht
START LEZEN 'It's a Nice Night For a Knife Fight' van  Bertram Koeleman

Slide 12 - Tekstslide

Welk perspectief wordt er in het verhaal gebruikt?
A
personaal perspectief, eerste persoon
B
personaal perspectief, derde persoon
C
alwetend perspectief
D
wisselend perspectief

Slide 13 - Quizvraag

opdracht  (10 minuten)
In twee- of drietallen: 
maak een tijdlijn waarin je de belangrijkste gebeurtenissen uit het verhaal zet

Klaar?
Wat is volgens jullie het thema van dit verhaal?
Welke motieven  in het verhaal leiden naar dit thema?

Slide 14 - Tekstslide

Over welk literair begrip wil je in de volgende les meer uitleg?

Slide 15 - Open vraag